PAPENDRECHT IN DE 2e WERELDOORLOG
1944-'45 |
Deel 7
JONGE VERZETSSTRIJDER CEES DE KONING PZ UIT PAPENDRECHT
samengesteld door
Historica/schrijfster H.W.G. van Blokland-Visser te Papendrecht
mail: hwg.blokland-visser@ziggo.nl
In
2005 kwam ik met CEES DE KONING (1927 Papendrecht) in contact
naar aanleiding van de straatnaamgeving van zijn vader PIETER DE
KONING (1888 Papendrecht) in de nieuwe wijk Oostpolder waarvoor
ik bij de gemeenteraad een verzoek had ingedient, vanwege zijn
moedig optreden in de 2e wereldoorlog door Amerikaanse en
Engelse piloten van uit zijn huis aan het Oosteind te
Papendrecht via een CROSSLINE door de DORDTSE BIESBOSCH naar
bevrijd Brabant te brengen.
Ik was op zoek naar aanvullende informatie over de Crossline
door de Dordtse Biesbosch van zijn vader in oorlogstijd. Van
alles kwam op tafel daar aan de Visschersbuurt, foto's en een
Engelse en Amerikaanse medaille enz ook kreeg ik het verhaal ,,DE
ARK,, onder ogen dat Cees de Koning had geschreven over
zijn ervaringen die hij had beleeft in oorlogstijd, die
ervaringen had hij op papier gezet op verzoek van Lou de Jong de
oud directeur van het Rijksinstituut voor oorlogsdocumentatie
(RIOD).
Een copie van het verhaal mocht ik meenemen en e.v.t bewerken,
een journalist heeft in april 2005 enkele stukken van het
verhaal gepubliceerd in ,,De Stem van Alblasserwaard,,.
Het verhaal gaat over de ervaringen van de toen nog jonge Cees
de Koning (1927 Papendrecht) die tijdens de oorlogsjaren
betrokken was bij het verzet in Papendrecht en de crossline
(tochten over water) door de Dordtse Biesbosch van Papendrecht
naar het al bevrijde Lage Zwaluwe in de barre winter van
1944/1945 het zgn ,,LIJNTJE VAN DE KONING,, deze werden
uitgevoerd vanuit Oosteind 25 te Papendrecht. Deze crosslijn
stond onder leiding van zijn vader Pieter de Koning (Ouwe
Piet) en werd uitgevoerd in samenwerking met o.a. met zijn
zoons Cornelis (1927) en Wim (1920) ende Joodse onderduiker Jan
Levisson (1916) en op de thuisbasis, zijn vrouw Wilhelmina de
Koning (1889) en vele anderen uit Papendrecht.
De familie de Koning had vergunning van de Duitsers om in de
grienden in de Dordtse Biesbosch te werken. De Duitse weermacht
had het rijshout hard nodig voor hun verdediging. Zodoende
konden zij bij de Sliedrechtse spoorbrug de wachtposten
passeren. Iedere Maandagmorgen vroeg vertrokken zij in hun
roeiboot onder de spoorbrug van Sliedrecht door rechtsaf over de
dam naar hun grienden in de Donkerepolder waar ook hun ark lag,
daar verbleven zij de hele week en vrijdagavond keerden zij weer
terug naar huis.
Tijdens hun werkzaamheden in 1943 in hun griend de Donkerepolder
zagen zij enkele jonge mannen door de griend lopen die zich
schuil hielden bij een ARK in de Dordtse Biesbosch. De jonge
mannen kwamen uit Sliedrecht met o.a. ,,Zwarte Jan,,
die bekend was in de grienden en (de ARK zal wel van zijn
familie zijn geweest) zij waren actief in het verzet van
Sliedrecht. Later werd de ark gebruikt om er onderduikers via
Sliedrecht in onder te brengen. In de ARK van Pieter de Koning
werden ook onderduikers ondergebracht waaronder 2 jonge Joodse
onderduikers uit Dordrecht de broers MEYER (JAN)
LEVISSON (1916 Dordrecht) en SIMON (TOM)
LEVISSON (1914 Dordrecht), later kwamen daar nog
Joost/Gerrit/Tom/Henk en Wout bij.
Het verhaal ,,DE ARK,, heb ik nu bewerkt. Het geeft een
spannende tijd weer die wij ons nu niet meer voor kunnen
stellen, over Pieter de Koning en zijn gezin uit het Oosteind
van Papendrecht die bereid waren hun leven te wagen in de 2e
wereldoorlog om andere mensen te helpen en in veiligheid te
brengen.
Verhalen over de 2e wereldoorlog zijn nooit compleet en ik heb
niet gezocht wie de personen waren die in het verhaal ,,DE
ARK,, worden genoemd, op mijn verzoek gaf Cees de Koning
wel de achternamen van o.a. de 3 Joodse personen die in het
verhaal worden genoemd.
Over de Joodse onderduikers Meyer (Jan) Levisson
(1916 ) en Simon ( Tom) Levisson
(1914) uit Dordrecht en de Joodse koerierster Blanca
Wiener alias Zr Olsinga (1920 Eindhoven) heb ik wat
achtergronden aangevuld.
Historica /schrijfster H.W.G. van Blokland-Visser (email
hwg.blokland-visser@ziggo.nl)
Papendrecht 2012
ONDERDUIKERS
VERSCHOLEN IN DE ARK VAN FAMILIE DE KONING IN DE DONKERE POLDER
VAN DE DORDTSE BIESBOSCH IN 1943.
Op een dag in het oorlogsjaar 1943 waren we (PIETER DE KONING en
zijn zoons) aan het werk in onze griend in de DonkerePolder
gelegen in de Dordtse Biesbosch (op de lokatie waar nu
BIESBOSCH CENTRUM DORDRECHT staat), toen we een paar jonge
kerels door de griend zagen scharrelen.
Op zich niets bijzonders die kom je overal wel eens tegen, maar
in die tijd in 1943 was dat niet gewoon dat jonge kerels van
tussen de 20 en 25 jaar in de grienden rond liepen. In 1943
werden de jongens in die leeftijd door de Duitsers opgeroepen om
in de Duitse oorlogsindustrie te gaan werken. De meesten
vertrokken inderdaad naar Duitsland, maar anderen gaven hier
geen gehoor aan en vertrokken voor het oog van de buren
zogenaamd naar Duitsland maar doken elders onder bij een boer,
familie of in een andere woonplaats.Werd je later bij een razzia
toch opgepakt of verraden dan werd je naar een kamp
getransporteerd en dan was je slecht af. De jongens die rond
liepen in de grienden gaven de voorkeur aan om onder te duiken
in de Dordtse Biesbosch, het waren jongens uit Sliedrecht
waarvan de meesten wel thuis waren in de grienden van de Biesbos
met zijn kreken.
De Dordtse Biesbosch was voor de Duitsers een gevaarlijk en
onbekend gebied waar zij liever niet kwamen, het gebied met zij
grienden en kreken was voor een onbekende een gevaarlijk gebied
met zijn vele water en modder en de sterke stroming met eb en
vloed. Waar je bij hoog water kon varen en bij laag water bleef
steken in de blubber en waar je in de zomer als het blad aan het
hout hangt, op een paar meter afstand niet te zien was.
Mijn vader Pieter de Koning wilde toch weten wat die jonge
kerels daar te zoeken hadden in zijn griend. Na afloop van ons
werk in de griend gingen we op verkenning uit, er moesten nog
wat fuiken met paling gelicht worden en een eend of duif
geschoten worden want in die tijd was het eten al schaars. Ook
voor het grote gezin de Koning.
Een boutje en wat paling was een welkome aanvulling voor moeder
de vrouw voor de maaltijden. Ons jachtgeweer voor het verjagen
van de spreeuwen in het riet moest worden ingeleverd nu
gebrukten wij een buks voor het schieten van een eend of duif.
Toen we in de kreek aankwamen om de fuiken te lichten zagen we
tot onze verbazing daar een ARK liggen die werd bewoond door de
jonge kerels die we hadden zien lopen.We maakten kennis en een
ervan werd ,,ZWARTE JAN,, genoemd die
was bekend met het werken in de grienden later werd deze ,,Zwarte
Jan,, commandant van het verzet in Sliedrecht.
Erg veilig lag deze Ark nog niet en Pieter de Koning stelde voor
de Ark naar zijn griend te slepen dat was een nog veiliger plek,
nu kon iedereen de Ark zien liggen als je de kreek in voer. Er
werd een stuk uit de kade die rondom de griend lag gegraven en
met hoog tij werd de Ark naar binnen getrokken en daarna werd de
kade weer hersteld.
De Ark lag nu veilig in een half droge sloot in het midden van
de griend in de Donkerepolder verscholen onder het lange hout
dat er van beide kanten overheen boog, ook vanuit de lucht was
de Ark onzichtbaar.
Voor drinkwater werd een put gegraven ,het water was toen nog
tamelijk zuiver in de Biesbos. De put liep bij hoog water
geregeld onder en als het weer een beetje gedaald was kreeg je
mooi helder water.
De W.C. werd gemaakt boven een stromende greppel die voor de
afvoer zorgde en er werd een hutje gebouwd van een paar flinke
stokken met grienhout eromheen gevlochten. De Ark was maar op
een punt te bereiken door een paar planken over de kreekjes in
de griend te leggen. Deze konden in geval van nood weggehaald
worden.
Het werk in de griend werd nu stilgelegd op wat onderhoud na, om
zo de begroeing van de Ark in stand te houden zodat dat hij er
onder verscholen lag. Een griend bestaat uit smalle akkertjes
van 4 meter breed gescheiden (gewisseld of geregeld) door
greppels, die eindigen in kreekjes (leidkreekjes) die meestal te
breed waren om overheen te springen. Deze kreekjes eindigen weer
in duikerkreken.
De boeren uit de omgeving zorgden voor melk en aardappelen, de
rest werd zo af en toe in de nacht in Sliedrecht gehaald.In de
kreken werden fuiken uit gezet voor vis en paling, die waren er
toen nog volop aanwezig in de Biesbosch. Om de kachel te stoken
voor het eten en de warmte, werd hout gehakt uit de griend. De
bonkaarten voor voedsel enz van de jongens die waren opgeroepen
om naar Duitsland te gaan werden ingetrokken, maar geen nood van
uit de Ark werden allerlei plannen voorbereid zoals het
overvallen van de distributiekantoren waar de bonkaarten lagen
opgeslagen.
Daarna waren er weer genoeg bonnen voor het voedsel enz voor de
onderduikers die in de Ark zaten en alle anderen die
ondergedoken zaten in arken, op de zolders en kelders, in de de
huizen. In de loop van de oorlog werd het voedsel steeds
schaarser en het werkterrein van de leden van het verzet uit
Sliedrecht die nog in de ark ondergedoken zaten verlegden hun
werkterrein er werden wapens gesmokkeld voor de geplande
overvallen en ze ontsnapten soms maar net aan de dood .
DE OVERVAL OP HET POSTKANTOOR IN SLIEDRECHT was spannend omdat
de leden van het verzet maar 3 pistolen hadden, waarvan er maar
een betrouwbaar was en zij maar enkele patronen hadden.Toch
wilde zij de overval doen er waren dringend voedselbonnen nodig.
Zij hadden de steun van de postbeambte, die hun op de hoogte had
gesteld dat er op een bepaalde datum 11.600 bonkaarten zouden
worden gebracht.
Het plan van de overval was als volgt. De postbeambte zou om 8
uur 's avonds twee personen van de overvalploeg binnen laten,
want een van de dames op het postkantoor moest over werken dat
was wel een probleem voor de overvallers die gemaskerd waren en
zij waren bang dat de vrouw zou gaan gillen, zij werd naar de
deur gelokt en overmeesterd, vastgebonden met een prop in haar
mond op de vloer van het kantoor gelegd.
De bekende postbeambte opende de kluis en de waardevolle
bonkaarten werd in zakken gedaan en op de fiets gebonden en aan
boord van hun boot die in de haven van Sliedrecht lag gebracht
om daarna snel de rivier de Merwede over te steken tot bij de
Helsluis.
Daar werden de zakken met de bonkaarten weer uitgeladen en via
de Josinapolder, Moldiep door de grienden naar de Ark gebracht.
Vandaar werden deze bonkaarten overgebracht naar een speciaal
distributiekantoor in Utrecht, van daar uit werden de bonkaarten
weer verspreid onder de verzetsgroepen, die zorgde voor het
voedsel enz voor de vele mensen die onder gedoken zaten.
DE OVERVAL OP HET GEMEENTEHUIS TE ETTENLEUR, de opdracht was om
daar het bevolkingregister te verbranden en de
persoonsbewijszegeltjes te stelen.
DE OVERVAL POLITIEBUREAU TE DELFT hier werden 36 revolvers buit
gemaakt waarbij een van de verzetslieden GER WEVERS werd
doodgeschoten door een agent van politie, die naar zijn papieren
vroeg. Deze bleken niet in orde te zijn en hij werd verzocht mee
naar het politiebureau te gaan, daar hadden de overvallers geen
zin in omdat zij nogal bezwarend materiaal bij zich hadden. Zij
namen de benen waarop een agent zijn revolver richtte en Ger
Wevers in de rug schoot, waar aan hij enkele uren later
overleed.
DE OVERVAL OP WAPENS IN DORDRECHT, de jongens van het verzet
Sliedrecht uit de Ark werkte ook samen met de verzetgroep van de
Staart in Dordrecht. Van de verzetsgroep in Dordt was een van
hun leden door verraad door de Duitsers gevangen was genomen en
onder druk werd gezet, door martelen en kruisverhoren, was deze
door geslagen en had namen genoemd. Waarop weer nieuwe
arrestaties volgden.Een paar leden van het verzet moesten met
een handkar met de wapens die afkomstig waren van een dropping
in veiligheid brengen om zo de razzia aan De Staart die op
handen was tegen te houden. Onderweg werden zij aangehouden en
schoten zij de Duitse Soldaat dood, de andere Duitsers werden
door het schot gealarmeerd waarna de mannen de handkar in de
steek moesten laten.
Zij sprongen zo gauw mogelijk in het Wantij (bij De Staart),
waarbij zij door de stroming geholpen de rivier de Merwede wilde
bereiken en daarna konden overzwemmen naar Papendrecht. Een van
de mannen lukte het de overkant te bereiken, die kon zich bij
een schipper weer drogen en was vrij, maar de andere man die
inzag dat hij de overkant niet meer kon bereiken, keerde terug
naar de Dordtse oever, waar hij halfdood door vermoeidheid en
kou weer aan de wal kwam en door de Duitsers werd opgepikt. Toen
hij weer bij was gekomen moest hij vertellen wat er was gebeurd,
hij vertelde dat hij kolen wilde gappen en dat er opeens op hem
werd geschoten, toen was hij het Wantij ingesprongen. De
Duitsers geloofde zijn verhaal, maar hij werd toch op transport
gesteld naar Duitsland, omdat hij een onderduiker was.
TWEE JOODSE
BROERS SIMON EN MEYER LEVISSON DUIKEN ONDER IN DE ARK VAN
FAMILIE DE KONING IN DE DORDTSE BIESBOSCH 1944
De Ark in de griend in de Biesbosch was verlaten door de leden
van het verzet uit Sliedrecht en lag te wachten op nieuwe
onderduikers die zich al spoedig zouden melden.
De 2 joodse onderduikers kwamen uit Dordrecht het waren de
broers SIMON (TOM) LEVISSON geboren in 1914 te
Dordrecht, hij werkte bij de PTTen was getrouwd en MEYER
(JAN) LEVISSON geboren in 1916 te Dordrecht hij was
schilder van beroep en ongetrouwd zij waren de zoons van de uit
Litouwen gevluchtte Mozes Levisson en Jette de Boers uit
Amsterdam.
Meyer (Jan) Levisson zat als Jood ondergedoken
op een zolderkamertje in Dordt, hij wilde daar weg omdat het
daar niet meer uit te houden was. Altijd maar binnen zitten, het
leek wel een gevangenis en de voedselvoorziening was ook een
probleem, maar dat was het ergste niet, daar kon via het verzet
wel wat aan gedaan worden, via hun contacten zorgden zij dat Jan
Levisson (die zijn voornaam veranderde in Jan dat klonk
minder Joods dan Meyer) naar Papendrecht bij de familie de
Koning werd gebracht die woonde in het Oosteind 25 buitendijks
waar hij zich vrijer kon bewegen Op de dag was hij in huis en 's
avonds ging hij naar de rietkeet om daarin een schelf biezen te
slapen. Om zijn tijd te verdrijven ving hij katten die dan
daarna werden gedood en gegeten als welkome aanvulling op het
voedsel. Daarna verhuisde was Jan( Meyer) Levisson
naar de Ark in de Biesbosch, dat ging niet zonder kleerscheuren
door het lange binnen zitten en te weinig beweging en te weinig
voedsel was hij een beetje stijf geworden.
De narigheid begon al in
de Molensleep (De Ketel) water achter Oosteind 25 in Papendrecht
waar de boot lag. Het was bijna laag water en de boot raakte in
de blubber dus er moest even uitgestapt worden om de boot wat
lichter te maken en hem zo naar dieper water te duwen. Jan
(Meyer) Levisson zakte hierbij in de blubber en toen zijn laars
een beetje vastzoog wilde hij vlug gaan staan, met het gevolg
dat zijn laars in de blubber blijft steken.
Ik (Cees de Koning) moest er aan te pas komen om de
laars er weer uit te halen. Verder verliep de reis
voorspoedig,zolang er maar water was.In de griend aangekomen
begon het liedje weer opnieuw, bij het uitstappen zakt Jan in de
blubber, kan zijn evenwicht niethouden en ging languit in de
blubber.dat was een mooi gezicht Jan met zijn beteuterd gezicht,
het leek zwarte piet wel. De spullen die mijn moeder had
meegegeven werden uitgeladen en eerst werden droge kleren voor
Jan eruit gezocht.Daarna begon de tocht door de griend,wat voor
Jan ook al niet meeviel. De struiken wilden voor hem niet opzij
gaan, maar dat was maar even. Jan was na een paar weken al een
GRIENDUIL (bijnaam voor de griendwerkers) De Ark was nu
weer bewoond.Jan werd al gauw vergezeld van zijn broer Simon
Levisson die zijn voornaam veranderde in Tom .Hij zat ook
ondergedoken in Dordt en hij vertrouwde het niet meer en wilde
naar een veiliger plek verraad lag altijd op de loer. Voor zijn
gezin zou worden gezorgd Jan en Tom hadden gezien hun beroep (Jan
was schilder en Tom werkte bij de P.T.T.) geen enkele
ervaring met het werken in de grienden gaande weg ging het
beter. In het begin kon Tom zijn gegraven greppels maar niet
recht houden en Jan zat van top tot teen onder de blubber.
Jan wist op alles wel raad en als er te veel paling was gevangen
dan opgegeten kon worden dan ging de rest van de Paling in een
vat zonder bodem ,waaronder een vuurtje werd gemaakt en weer
werd afgedekt met nat gras .zo werd de paling gerookt en zag Jan
er weer uit als Zwarte Piet. De volgende onderduiker in de Ark
was JOOST die een oproep kreeg om naar Duitsland te vertrekken
en daarna volgde de onderduiker GERRIT die beroepsofficier was
geweest bij de marine, maar eerst niet wilde onderduiken omdat
zijn vrouw en kinderen zonder middelen van bestaan zouden
zitten. Maar vanuit het verzet werd hem verzekerd dat hij
bonkaarten kreeg en dat zijn vrouw en kinderen ook verzorgd
zouden worden, Gerrit stemde er mee in en vertrok naar de Ark,
voorzien van een paar revolvers. Zolang het dag was werd er
gepost op de Driesprong, dit was de enige sloot , die toegang
tot de Griend verschafte. Aan de andere kant was een lange
smalle kreek waar je alleen maar met een heel klein bootje door
kon. Daarvandaan verwachtte wij geen Duitsers zo nu en dan
hoorden we knallen uit de Josinapolder. Dat was dan een
Sliedrechtse landwachter (N.S.B.er), die eens poolshoogte ging
nemen bij overdiep (polders gelegen tegenover Sliedrecht), maar
hij kwam nooit verder dan de Josinapolder en knalde wat op
eenden en duiven,want hij was huiverig voor de Griend.
De voedselvoorziening van de nieuwe onderduikers in de Ark werd
verzorgd door de boeren in de Dordtse Biesbosch .De fuiken
werden voor vis en paling weer uitgezet en de buks deed weer
dienst om een boutje te schieten .Brood en andere boodschappen
brachten wij op maandagmorgen mee van huis (Oosteind 25
Papendrecht) en daar moest de hele week mee gedaan worden.
Omdat we vergunning hadden van de Duitsers om in de grienden te
werken (de Duitse weermacht had het rijshout uit de grienden
hard nodig had voor hun verdediging) konden wij makkelijk
langs de wachtposten bij de spoorburg van Sliedrecht passeren op
weg naar onze griend. Voor aanvulling van het voedsel werd een
heuveltje aan de oostkant van de Griend omgespit en ingezaaid
met sla, bonen en komkommers.
De sla werd opgevreten door de slakken en de bonen werden
gestolen door langs varende kanovaarders en hengelaars. Maar de
komkommers deden het geweldig. Toen ze rijp waren werden ze
geplukt en in schijven gesneden, wat azijn erbij en zo bij de
aardappelen. Gerrit vroeg of ze niet gekookt moesten worden ,,Welnee,,
zei Joost ,,Komkommers kan je niet koken,, maar Gerrit
hield vol dat je komkommers wel kan koken.,,Jij bent gek met
je gekookte komkommers,, zei Joost Toen had je de poppen
aan het dansen. Het liep bijna op vechten uit mijn vader suste
de boel weer, maar het stopwoord was later altijd weer gekookte
komkommers.
De dagen warden besteed met het graven van greppels en wieden in
de griend. Joost had het werk al meer gedaan en Gerrit kwam uit
een familie van Grienduilen (griendwerkers), voor hij
naar de marine ging werkte hij met zijn vader in de griend, dus
die twee hadden geen moeite met het werken in de griend. De
gebroeders Jan en Tom Levisson hadden er wel
moeite mee in het begin Jan was schilder van beroep en Tom
werkte bij de P.T.T. dus dat was heel iets anders. We kregen
geregeld bezoek van de jongens uit het verzet van Sliedrecht en
van de Staart in Dordrecht. Het verzet van de Staart vroeg ons
om medewerking als dit nodig zou zijn en daar gingen wij mee
akkoord. Ik mocht gezien mijn jeugdige leeftijd toch meedoen
voor het overbrengen van berichten en ze konden mij goed
gebruiken en bij slecht weer als er toch geen hengelaars in de
Biesbosch waren werden de pistolen zo nu en dan ingeschoten. Dan
werd er op ratten geschoten en dat waren er nogal wat, die
kwamen op het afval van het eten van de Ark af.
Ondertussen werd de ploeg van onderduikers in de Ark weer
uitgebreid HENK en JAN uit het LAND VAN ALTENA werden door de
Duitsers gezocht en hadden een veilige plaats nodig. Hoe meer
zielen hoe meer vreugd. Alle onderduikers werden voorzien van
gestolen bonkaarten en alle valse papieren die nodig waren voor
de goede gang van zaken. Zo werd een landarbeider ineens
schipper en de schilder ineens een griendwerker. Maar er was
meer eten nodig dan wat op de bonnen te verkrijgen was, daar
zorgde de boer in Polder Maltha voor. Die zorgde voor de
aardappelen, tarwe en bruine bonen en een schaap. Dat alles
tegen regeringsprijs, zoals dat toen werd genoemd. Alles werd in
boten geladen onder een partij griendhout of riet verborgen. Het
leven ging weer zijn gewone gang, heel de week werd er gewerkt
in de griend, vrijdagsavond gingen wij naar huis in het Oosteind
25 in Papendrecht .Op zaterdag werd door de familie de
Koning boodschappen gehaald voor de onderduikers en
eten en groente gebracht naar de vrouw van Tom Levisson
in Dordt en de vrouwen van Gerrit en Joost, Jan
Levisson was nog niet getrouwd, gelijk werd bij de
vrouwen ook vuil wasgoed gebracht en verwisseld voor schoon
goed, dat op maandag weer mee werd genomen naar de Ark.
HANNES DE
TAMME KRAAI BIJ DE ARK VAN FAMILIE DE KONING IN DE BIESBOSCH
Op een dag liepen we de griend eens rond en vonden we een
kraaienest met jongen erin Ik had al eens gehoord dat kraaien
gemakkelijk getemd konden worden.Ik nam er een mee naar de Ark,
het was nog maar een kale flapper.Hij kreeg een plaatsje in een
kistje onder de tafel. We gingen visjes voor hem vangen die
gretig naar binnen gingen. De afval van de paling werd ook in
zijn bek gestopt, die heel de dag open ging ,,Kra kra kra,,
Hij werd al gauw HANNES genoemd en dat is altijd zo gebleven.
Iedereen hield van hem, behalve de hond.die zag dat er meer
aandacht aan Hannes werd besteed dan aan hem. Hannes groeide
voorspoedig op, hij leerde al gauw vliegen. Hij was ieders
vriend en schooierde bij iedereen om lekkere hapjes zoals vis,
worst of kaas.
Aan brood had hij een hekel ,toen hij goed kon vliegen wilde hij
niet meer binnen blijven. Hij vloog de hele dag rond de Ark en
ging 's avonds op het dak zitten te roesten (slapen). Alleen als
iedereen binnen was, was hij ook binnen, hij hield van
gezelligheid en wist precies wanneer het 12 uur was ,dan
cirkelde hij roepend ,,Kra,kra,kra,, rond en als je
niet vlug genoeg kwam naar meneer zijn zin, dan streek hij neer
boven op je pet, ging je dan nog niet mee dan ging Hannes op het
handvat van je schop zitten. Als Hannes luid krassend rond
cirkelde boven de griend dan was er absoluut iemand in de
buurt.Als er een bootje of een kano de kreek in voer bij de
griend dan waarschuwde hij al, terwijl het nog wel vijfhonderd
meter verwijderd was van de Ark . Hij was voor ons een goede
bewaker. Als 's morgens de deur open ging, schoot Hannes met
zo'n gang naar binnen dat soms de kopjes of de borden op de
tafel rammelden.
Eens vloog hij Tom Levisson midden in zijn gezicht,zodat hij
gewoon omtuimelde. Tom was zo nijdig dat hij hem beet pakte en
hem met dezelfde gang met een knetterende vloek weer naar buiten
smeet,waarbij Hannes zo hard tegen de deurpost aan kwam dat hij
in katzwijm bleef liggen. Hannes was een week van streek en Tom
had er wel spijt van maar ja het was gebeurd. Hannes de kraai
was weer helemaal de oude en werd erg ontdeugend. Hij sleepte
alle glimmende dingen weg, zoals lepeltjes en een mes of schaar
en zo, deze verborg hij dan op het dak van de Ark onder wat
riet. Als er paling geslacht werd zat Hannes achter je rug in
afwachting om toe te slaan als je dan klaar was en je legde de
paling neer dan schoot Hannes met een gang naar voren en pikte
de paling weg en verdween ermee in de lucht en ging hem dan op
een rustige plaats opeten. De hond plagen deed hij ook graag,
als hij lag te slapen trippelde Hannes onhoorbaar op de hond toe
en pikte hem in zijn achterste en verdween dan vlug achter een
struik. Dan hapte de hond een gat in de lucht, zodra hij zijn
ogen weer dicht deed begon het spelletje weer opnieuw. Dan begon
hij zachtjes te grommen, maar Hannes was hem altijd te vlug af
verder waren het goede vrienden.
Op een zekere dag ging Hannes weer geweldig te keer, Jaap kwam
de griend in, hij had vroeger ook in de giend gewerkt en wist
waar hij moest wezen. Jaap kwam met een boodschap van mijn vader
Pieter de Koning die thuis was,dat er problemen
waren Er was familielid van een van de onderduikers in de Ark
die ruzie had met de familie, en van de hele boel van de Ark en
de onderduikers op de hoogte was en deze wilde uit kwaadheid de
hele boel gaan verraden over de onderduikers in de Ark. We
moesten de Ark zo snel mogelijk verlaten en alles opruimen zodat
het leek op een grienwerkers Ark ,die al een poosje verlaten was
.We scharrelde op de dag maar wat rond of konden bij de boer in
de polder blijven tot dat er bericht uit Papendrecht kwam wat er
moest gebeuren. We waren in de nacht ook waakzaam gebleven ,de
andere dag kwam mijn vader met het bericht dat alles weer veilig
was.
De persoon die de boel wou verraden was met de dood bedreigd.
Het verzet had reeds besloten de man op de ruimen voor dat hij
de boel kon gaan verraden .Maar mijn vader vond dat de dood het
laatste middel was en wilde op zijn manier proberen met de
verrader te praten Hij stelde persoon in kwestie voor de keus
dood geschoten worden of op erewoord van het verraad afzien. Hij
koos voor het laatste ,onder een vloed van tranen kwam de
belofte dat hij zou zwijgen. Toen we die nacht niet bij de Ark
waren geweest omdat de Duitsers overal op wacht stonden, keerden
we via het Moldiep weer naar de Ark terug toen we door Hannes
uitbundig begroet werden. Hij vloog van de een naar de ander en
liet merken dat hij honger had, hij had de hele dag niet
gegeten, meneer was gewend dat er voor hem werd gezorgd,
zodoende had hij nog niet geleerd voor zichzelf naar eten te
zoeken.
Nadat de slag bij Arnhem was mislukt werd Noord Nederland nog
niet bevrijd en gingen we een donkere hongerige winter tegemoet.
Alle gebieden werden bewaakt en de Biesbosch moest ontruimt
worden We haalden de Ark leeg en namen Hannes de Kraai mee naar
huis maar deze ontsnapte op weg naar huis. Na een week gingen we
kijken bij de Ark ,eerst was Hannes nergens te vinden .Op ons
geroep ,,Hannes, Hannes, kom dan, kom dan,, kwam Hannes
uit de lucht vallen en lande op mijn pet. We hebben geprobeerd
hem weer mee te nemen maar dat lukte niet en hebben hem maar in
zijn element achter gelaten. Hij was in staat om voor zich zelf
te zorgen , jammer genoeg hebben we hem nooit meer gezien.
SLIEDRECHTSE
LANDWACHT V/D N.S.B. OP ZOEK NAAR ONDERDUIKERS IN DE BIESBOSCH
Op een dag kwam iemand van de verzetsgroep uit Sliedrecht met de
mededeling dat waarschijnlijk deze nacht de Sliedrechts
landwacht de Biesbosch in zou komen, op zoek naar onderduikers.
Ze hadden een tip gekregen dat er onderduikers in de Biebosch
zaten. Dus wees op je hoede was de waarschuwing. Nu, dat waren
wij dan ook.de wapens werden netjes schoongemaakt en in
gereedheid gebracht. Deze nacht werden er posten uitgezet,wat
anders nooit gebeurde bij nacht, omdat de griend bij nacht
ontoegankelijk was voor vreemden. Die nacht sliep niemand. Toch
werd het een rustige nacht.Alleeen hoorden we het gebrom van
honderden bommenwerpers die over kwamen, maar er werd geen
enkele landwachter gezien. Maar de volgen nacht kwam de
Sliedrechtse landwacht wel alleen kwamen ze niet verder dan de
Helsluis aan de Merwede in de Biesbosch (gelegen tegenover
Sliedrecht) .Daar werden ze opgewacht door enkele leden van het
verzet uit Sliedrecht en zij werden warm ontvangen en gelijk
afgerekend, de twee grootste N.S.B.verraders werden dood
geschoten en er volgde een grootse begrafenis op 's rijkskosten
,,Gevallen voor de goede zaak, voor vol en vaderland,,
De andere leden van de Sliedrechtse landwacht kwamen er ook niet
zonder kleerscheuren vanaf, zij werden allen gewond en tot ver
in de omtrek heeft men ze horen roepen om hulp. Over het boven
genoemde voorval werd in Sliedrecht een aardig gedicht
geschreven.
TIEN LEDEN VAN HET N.S.B.ERS ZOOTJE UIT
SLIEDRECHT GINGEN OP ONDERDUIKERS JACHT
Tien leden van het N.S.B. ers zootje, voeren in een door
maan verlichte nacht.
Zwaar bewapend in een bootje op onderduikersjacht.
Ze kregen een tip van een hun onbekende: ,,In de Biesbosch is
het niet pluis,,
Een uitgebreide onderduikersbende waande zich daar thuis.
Hun aanvoerder sprak tot zijn mannen: ,,Daar trekken wij op
uit,,
Het zal er allicht wel even spannen, de hand dus aan de spuit.
Hun zegsman stond op de wacht ,bij de Helsluis overdiep.
Het wachtwoord was ,,Hier Landwacht,, de verraders lachten al
heel geniept.
De Musserds waren precies op tijd ,doch wat vreslijk avontuur
Toen het wachtwoord was gegeven, nam de onbekende hen onder
vuur.
Twee van de felste NSB'ers, stierven daar de verradersdood.
Hoort hoe de rest der ,,Heil Hitler,, schreeuwers in nood
Ze keerden als bezeten, terug aan Sliedrechts wal,
Willem C. had in zijn broek gescheten, in het ziekenhuis vond
men dat een vies geval.
Willem bleef maar kermen ,,O,o, ze schoten met scherp,,
Willem blijf maar wat achter de schermen, want weet je, er daagt
een oranje sjerp.
Daarna zijn er geen landwachters uit Sliedrecht meer in de
grienden geweest Biesbosch.De Duitsers echter wel, die zijn toen
er in Sliedrecht een razzia was ook aan de overkant van
Sliedrecht in de Biesbos geweest en hebben daar enkele polders
afgezocht. Ook rondom de griend waar de Ark lag, maar blijkbaar
hadden zij meer interesse in het spek en de eieren van de boeren
in de Biesbosch.
DOLLE DINSDAG JUNI 1944, BIJNA BEVRIJD EN DE ARK IN DE
BIESBOSCH WORDT VERLATEN.
Op een dag konden we het gedonder van de kanonnen in het zuiden
goed horen en ook dat de R.A.F. actief was met hun mitrailleurs
en bommen gooien op de terugtrekkende Duitsers. Er kwam iemand
van de verzetsgroep van de Staart in Dordrecht met de boodschap
dat de geallieerden bij honderdduizenden ons land binnenkwamen
en dat Eindhoven al was bevrijd en dat de tanks al snel
noordelijke richting kwamen. Als de Moerdijkbruggen heel zouden
blijven waren de geallieerden binnen korte tijd in Dordrecht. Nu
de geallieerden on onze richting oprukten kwamen de leden van
het verzet in aktie en moesten er plannen gemaakt worden voor de
strijd die ging komen. Er werd geoefend met stens en het gooien
van handgranaten. De spoorbrug bij Sliedrecht moest indien
mogelijk gespaard worden. Mijn vader (PIETER DE KONING)
ging vlak onder de brug vissen met zijn boot en BEN maakte
intussen ongemerkt een tekening van de springlading die onder
aan de brug was bevestigd door de Duitsers. Wij uit Papendrecht
moesten met de verzetsploeg van De staart in Dordrecht de ene
kant van de spoorbrug bezetten en de verzetsploeg uit Sliedrecht
de andere kant.
Wij moesten nu meteen vertrekken en verzamelen bij de boerderij
van de Merwedepolder, zodra de duisternis ingevallen was. Daar
werden de orders afgewacht. De spullen werden ingepakt en in de
aak geladen. Wat een opwinding, nu waren we misschien in een
paar dagen bevrijd dachten we. Er was nog een behoorlijks
stroming van wege de vloed, maar om te wachten tot het eb werd
hadden we niet. Dat werd hard trekken aan de riemen met zo'n
grote aak, maar we kwamen er toch tegen de stroming in. Toen we
bij de Wantijbrug kwamen zagen we dat deze door de Duitsers was
bezet.Wat nu te doen, gewoon doorgaan werd besloten, want ze
hadden ons toch al gezien en teruggaan wekte argwaan.
De Duitsers waren echter helemaal van streek. Ze stonden met
spier witte gezichten op de brug, allemaal jongens van een jaar
of 18. De angst voor de naderende vijand was van hun gezichten
af te lezen. Een Duitser kwam naar ons toe, toen we onder de
brug doorgingen en vroeg waar we heen moesten. Naar Dordt
antwoorde Tom Levisson ,,We zijn
griendwerkers en keren weer naar huis,,. Toen zei hij nog
dat het hard stroomde, maar dat wisten wij zelf ook en zonder
verder te vragen of kijken ging hij weer terug. Daar waren we
weer goed vanaf gekomen. We bereikten de boerderij in de
Merwedepolder en gingen een praatje maken bij de boer.We mochten
bij de boer in de kamer en kregen daar eten en drinken. De boer
had ook de radioberichten gehoord en dacht dat de geallieerden
nog wel deze nacht in Dordrecht zouden aankomen als de
Moerdijkbruggen gespaard bleven. Het was intussen al laat
geworden er was nog niemand van de verzetsploeg van De Staart
gekomen. Mijn vader kon zo niet langer wachten en ging zelf een
kijkje nemen op De Staart.
De teleurstelling was daar groot want hij kreeg te horen dat de
komende bevrijding nabij was, allemaal nep was geweest van de
Engelse radio ,,Het was om de Duitsers de stuipen op het lijf te
jagen,, en dat was heel goed gelukt. Maar voor ons was het een
grote tegenvaller, dat begrijp je. We moesten maar zien dat we
terug kwamen ,dat was niet zo gemakkelijk .Want als de Duitsers
bekomen waren van de schrik dan worden de zaken alleen maar
moeilijker.We bleven die nacht maar bij de boer en sliepen in
het hooi .We kregen een glas melk van de boerin en de boer
haalde een lamp, om ons naar het hooi te brengen. Het hooi was
trapsgewijs opgestapeld. Jan Levisson en ik
klommen op het bovenste gedeelte daar was het heerlijk slapen,
de anderen hadden geen zin om helemaal naar boven te klimmen en
bleven halverwege steken .We maakte een kuil in het hooi en
trokken wat hooi over ons heen, je uitkleden was er natuurlijk
niet bij. De boer wenste ons een aangename nachtrust en vertrok
met zijn lamp naar de boerderij. We werden 's morgens pas weer
wakker toen de zon al scheen, gewekt door het geknetter van het
mitrailleur vuur die een een trein onder vuur namen tussende
Sliedrechtse brug en de Wantij brug .Het was een prachtig
gezicht hoe zij de locomotief in de prak schoten.Een uurtje
later kwam een locomotief uit Dordrecht om het wrak weg te
slepen en de baan weer vrij te maken voor een volgend
wrak,nadien zagen we alleen nog 's nachts de treinen passeren.
Die dag zijn we weer terug gegaan naar de griend .De aak bleef
bij de boer liggen en te voet gingen terug, omdat wij de
Wantijbrug niet wilden passeren nu die door de Duitsers was
bezet. Bij laag water werd het Moldiep over gestoken en zo
kwamen we weer bij de Ark.
OP 28 SEPTEMBER 1944 BOMBARDEMENT OP DORDRECHT.
In Dordrecht waren de Duitsers in spoedberaad bijeen om zich
voor te bereiden op de geallieerden. Er was een staf van 15
Duitse officieren gestationeerd in het park Merwestein, deze
waren in vergadering bijeen met nog andere hoge duitse
officieren toen zij plotseling werden aangevallen door 49
bommewerpers van de R.A.F. De klap kwam geweldig aan er
sneuvelden in 2 minuten tijd 3 Duitse generaals, 55 hoge Duitse
officieren, 200 Duitse manschappen en 69 burgers waaronder
kinderen van de buitenschool. De aanval was geheel uitgevoerd op
aanwijzing van de Albrechtgroep van Dordrecht. Door het
uitvallen de Duitse leiding werd de bevrijding van Brabant
aanmerkelijk bekort Nu ging de opmars der geallieerden in
Brabant gestadig door.De ene stad na de andere werd bevrijd.
Breda, Tilburg, Eindhoven en Den Bosch waren al bevrijd en nu
was het onze beurt, dachten we.
Het lichten van de kanonnen was nu goed zichtbaar bij nacht en
we dachten dat ze de Moerdijkbruggen over kwamen. Maar opeens
was het afgelopen de Moerdijkbruggen waren vernield, waardoor de
geallieerden niet naar Dordrecht konden komen. De maatregelen
van de Duitsers werden aangescherpt en de Brabantse en Dordtse
Biesbosch moesten worden ontruimd. De mensen werden geevacueerd
en over de rivieren in veiligheid gebracht en de Dordtse
Biesbosch werd spergebied, niemand mocht zich meer op de rivier
begeven zonder geldige papieren. Ook de Sliedrechtse spoorbrug
was verboden terrein .boten die toch de rivier op gingen werden
door de Duitsers beschoten. De Ark moest nu ook verlaten worden
omdat er geen gelegenheid meer was om voedsel te halen voor de
onderduikers. Alles werd naar ons huis aan het Oosteind in
Papendrecht gebracht en de onderduikers doken onder bij de
familie de Koning aan het Oosteind in Papendrecht of elders.
EEN SPANNENDE TOCHT VAN DE JOODSE KOERIERSTER BLANCA
WIENER alias ZR OLZINGA
MET DE CROSSLINE VAN DE KONING UIT PAPENDRECHT DOOR DE BIESBOSCH
NAAR LAGE ZWALUWE 1944/45
VERTELD DOOR DE JONGE VERZETSSTRIJDER CEES DE KONING PZ
BLANCA WIENER geb: 25-11-1920 te Gestel/Eindhoven, d.v. Nissen Mendel (Max) Wiener en
Jolan Grinfeld. Zij trouwt in 1946 te Eindhoven met MAURITS GOUDEKETTING geb:
1920 te Velsen in 1953 vertrekt het echtpaar met hun 2
kinderen naar Toronto Canada.
(Blanca Wiener
tweede rij, tweede van links, 1945)
* * * Engelse vertaling door M. Goudeketting * * * |
Chapter 7 A stirring tale about a Jewish courier, Blanca Wiener, AKA Nurse Olzinga as she carried out a mission by travelling from the De Koning home in Papendrecht through the Biesbosch marsh to the village of Lage Zwaluwe in the winter of 1944/45. As told by the young resistance fighter Cees de Koning Pz from Papendrecht (Edited by van Blokland HWG-Visser) Blanca Wiener (1920-1994) was born in Gestal/Eindhoven on November 25th, 1920. Her father was Nissen Mendel (Max) Wiener and mother, Jolan Grunfeldt. She married after the war to Maurice Goudeketting (B. 1920 in Velsen) in 1946 and emigrated to Toronto, Ontario, Canada in 1953 with their two children, Yolanda (b.1947) and Alex (b.1950). Blanca Wiener was born on November 25th, 1920 in Gestel, Eindhoven (2), Holland to father, Nissen Mendel (Max) Wiener, and Mother, Jolan (Grunfeldt). After the war (1946) she married Maurice Goudeketting who was also born in 1920 in Velson, Holland. They emigrated with their two children, Yolanda and Alex, to Toronto, Canada. After her family was arrested, Blanca fled to Amsterdam where she went into hiding. She then joined the Dutch resistance movement and carried out various tasks including that of courier. Anyone caught doing this activity would be probably tortured and shot. On one such mission she was asked to travel to Eindhoven to deliver an urgent message to the local resistance there. The resistance had already attempted to make the trip by way of Zaltbommel, through the Bommelwart via the Meuse River without success. Blanca was to travel using a false identity with the name of “Zr Olzinga” (Nurse or Sister Olzinga) where it was arranged for her to report for hospital duty in Zaltbommel. On her way to Zaltbommel, she approached a lock, spanned by a bridge. She came upon two German soldiers who were guarding the bridge and with the few German words which she knew, convinced them of her need to reach the city. They obligingly took her over the bridge with their vehicle. Arriving at the hospital, only one Doctor was aware of Blanca’s deception. She wore a white hat, uniform and apron, so that everyone assumed that she was a real nurse. Despite her complete lack of training, Blanca was able to carry out most of the tasks given to her by the other nurses. Shortly after this, Blanca attempted to travel from Zaltbommel and cross the Maas River from there. Unfortunately she came across a German soldier who was in her path. He was sleeping under a tree and Blanca lifted his helmet and smashed him over the head with a rock, killing him. Sensing that other Germans were ahead, Blanca decided not to continue moving ahead and quickly returned to the hospital in Zaltbommel. She knew that it was too dangerous for her to stay in Zaltbommel since the Germans would now be on her trail after this incident. Back in the hospital, she was hidden inside a container holding dirty laundry and then smuggled to the village of Brakel where she was to meet up with me, Peter De Koning. My family owned a barge, docked in the village, about 30 kilometres east of Papendrecht. As a cover, the boat’s purpose was to deliver food to hospital patients in the town of Dordrecht. This allowed the resistance movement to transport allied pilots and resistance fighters to the liberated portion of Holland. A message came through from the resistance that a German pilot named Heinrich, who had deserted, was to be one of these passengers. We later received a second request from the underground to await the arrival of Blanca (A.K.A. Zoester Olzinga) who had been on the run from the hospital in Zaltbommel. That was truly a rare combination of passengers; a German pilot sitting beside a Jewish courier. All we could do was hope for the best. Before taking on the two passengers, we needed to wait for two farmers who were to bring some food which was to be taken aboard. Things did not go as planned however. A German officer came by to take a look at the boat. He wanted to know what we had in the boat and then asked to see our papers. Our papers did not satisfy the officer and we had to get out of the boat. Thank goodness, Blanca and the German had not yet arrived. That would have meant the end of us all. The officer left to find some soldiers to pick us up for further questioning. A few German sailors were kind enough to warn us that we would be better off to get aboard the boat and leave at once. Heinrich was waiting a little further up the river and was able to come on board by jumping over the side of the boat. Blanca, however, had not yet arrived and we really couldn’t wait any longer after the episode with the German officer. In the boat, we drifted with the tide towards the middle of the river, where it was deep enough for us to start the engine. We told Heinrich of our narrow escape a few minutes earlier and he gave us a suggestion which we followed. He was still in his German uniform and had his firearm with him. Anyone looking at us would simply think that we were travelling under the supervision of a German officer. Heinrich would be able to answer any questions in his native German tongue. It was in this manner that we were able to get past the Germans guarding the entrance to the town of Gorkum and we went on to our destination of Papendrecht. Although Blanca missed the boat upon arriving in Brakel, she was given the address of the De Koning family in Papendrecht. Borrowing a bicycle and still dressed in her hospital uniform she rode for 35 Kilometres over the dyke, along the river Waal, through the municipalities of Gorkum, Haardinxveld-Giessendam and Sliedrecht, all the way to Papendrecht. We had just arrived from Brakel to our home at Oosteind 25 in Papendrecht, finally relaxing over a cup of coffee when the door bell. There stood Blanca and her bike. After Blanca came in she saw Heinrich in his German uniform and turned white as a sheet, needing to lean on the table lest she faint. She obviously thought that she had been tricked and that this had been a trap to capture her. But another member of the resistance, Jan Levisson quickly put Blanca at ease by explaining to her that he himself was Jewish and that Heinrich was now on our side; and that his German uniform saved us upon our return by boat to Papendrecht. Blanca then ate and drank with us, explaining the story of her failed attempt to get to Eindhoven and how she got here. She was anxious to get as quickly as possible to get to Eindhoven and deliver her message. Unfortunately, we could not provide her with immediate assistance, since on this same day, my father, Peter De Koning, had already departed with five American and three British pilots, to bring them to safety to Brabant which was in the liberated zone through the Biesbosch marsh. Later, we received news from a resistance member, Dove Jan, that the trip had gone well and that all the pilots had safely arrived in Lage Zwaluwe and that my father (Peter) was hoping to return in a few days. The few days however turned into three weeks. We then made a plan to make the next crossing from Papendrecht to Lage Zwaluwe. There were two more people who needed help to escape from here. They were advised of the trip and one brought a friend along and the other came with his brother. Again, another man needed to leave urgently since the Germans were on his trail. When the time came to leave, our house was filled to the brim with people who wanted to leave with us, but there were hardly enough boats to carry all of us. There was one extra boat available, but we felt that it was much too large for this type of task. We knew of another suitable boat which was sitting in the town of Sliedrecht .So it was decided that we would use the large barge to transport us to the Donkerpolder in the Biesbosch where a we could let out some of the passengers onto a smaller boat and then we would continue on to the boat that was being delivered from Sliedrecht by way of the Helsluis and unload the remaining passengers onto it. The weather and the moon were favourable for the journey and Wim DeKoning and Jan Levisson were now ready to proceed. They filled up the barge with the passengers and cargo and they departed toward the Biesbosch. I, Cees De Koning was not permitted to come along with them since two men were all that was required. This was the usual number of men used. Suddenly things began to go wrong once the boat reached the railway bridge in Sliedrecht. Due to the strength of the current, the back of the barge slammed against one of the pillars which supported the bridge, making enough noise that it could easily be heard by sentries on the bridge. Fortunately for them, they weren’t noticed and surmised that the German guards may have fallen asleep while on duty. The boat quickly moved on to the village of Kraaiestein in the Biesbosch where the barge was to be lifted by hand over the dam which wasn’t an easy task with such a heavy iron boat. Since all this work had to be done before sunrise, they decided to wait until the following evening and sleep for the remainder of the night. Some slept on board and the others slept on the ground where the boat was docked. The next morning, we realized that because of our unexpectedly delayed journey, our first task was to get some food. It was decided by Wim DeKoning that getting a woman to go would appear less suspicious, so they sent Blanca (Wiener) to go to the DeKoning home at Oosteind 25 in Papendrecht to bring back some food. Blanca made it to the house safely and my mother prepared sandwiches. The plan was for me (Cees DeKoning) to assist Blanca to get back to the barge. On the way we stopped by the house owned by the parents of two boys who were passengers on the barge, to pick up some belongings. We went to a friend in Sliedrecht by the name of Jacob Bakker who not only lent us a rowboat but offered to go with us in the boat as far as the Helpolder. From there we made our way to the Ronduitpolder, Josinapolder and over the Moldiep. From there we could wade through the water while we were in low tide, finally making it back to the barge. This was all done with the help of Blanca, a spunky woman who had never been near a swamp or a marsh in her life. While we were gone, Wim had agreed to take on two more passengers the following night who were to arrive on a boat from Sliedrecht by way of Helsius in the Biesbosch. Back on the barge, everyone truly appreciated both the sandwiches which my mother prepared, and the effort that was made to bring them here. We then got some needed sleep since we knew that there would be little of it to come that next night. That night we quietly pushed the boat into the current and travelled through the Donkere Sloot, the Moldiep, the Wantij, and Zoetemelksgat, by the Huiswaardam just above the Ottersluis We were still at high tide and had to wait until the ebb tide began so that we could travel with the tide to Lage Zwaluwe. As we waited, we were joined by the boat from Sliedrecht. Soon after, several row boats also came to join us. The Dutch rowers would later be recognized for their valour after the war and be referred to as the “line-crossers”. We were in total 11 boats with about 90 people aboard. Waiting up ahead at Kop Van T’Land were a large number of German troops who were being ferried across the river. Throughout the day, the troop movement continued and we began to wonder if it would ever end. As darkness fell, the wind and tide were now in our favour and after waiting for another half hour, we decided to risk moving ahead without being noticed by the enemy. Meanwhile, we wrapped woollen rags around the oars of the row boats so that they would make as little noise as possible. The boats were lifted over the dam by land with little difficulty since we had so much manpower. We could still hear the noise from the Germans which told us that the ferrying operation was no going to stop anytime soon. We could not wait any longer since we had to reach the Lage Zwaluwe before daylight. We took note of the amount of time it took the ferry to make one crossing and decided to time our departure so that we would pass the ferry while it was docked by the shoreline. This would hopefully be far enough away for the flotilla to remain unnoticed. Before departing, it was decided that my brother Wim De Koning and Jan Levisson would make their way back to our home in Papendrecht and it was agreed that I, Cees DeKoning who was 17 years old at the time would go as far as Lage Zwaluwe. The boats began their journey, one after the other, about 15 metres apart so that in the dark one could barely see more than two boats ahead. We had three and a half hours of rowing ahead of us. Taking advantage of the current, we were able to reach the middle of the Nieuw Merwede quite quickly. When we reached the Kop Van T’Land we were aware of hundreds of Germans who were situated on both sides of the river bank. Now was the beginning of the hardest part of the journey. The trip to freedom and a whole new world was now in the direction of Hollansch Diep. The ferry was now near the shore and the changing sound of the engines going into reverse, was our best chance to pass the ferry. Not only would the ferry be furthest away at that point, but the passengers would more likely be watching the shore and have their backs to us. As we moved, we held our breath. We could hear the sounds of the Germans on the ferry talking at a distance which seemed closer than we could ever want it to be. We felt that a pin dropping in one of our boats would give us away. Suddenly we heard a bang and the whistling sound of a bullet. I whispered for everyone to lie down as far as possible on the floor of the boat. More shots were heard flying past our ears. I was almost certain that we had been discovered. Then I noticed that some of the shots were aimed in the other direction from us and realized that the Germans were just shooting randomly. Shortly after passing the ferry, the shooting died down and we could take a breath again. Everyone got up and sat back down in their seats. The sound of the German activity remained but was becoming more faint as we proceeded along our route. Although we had gotten past the most dangerous part of the trip, there remained the risk of being spotted by a German patrol boat. We had now arrived at the Spieringsluis near Brabant. We used the oars to bring us to the Brabant side of the river where we could use the reeds for cover. On the Dutch side, there stood a place called De Rietheuvel Van Polak. This area was still occupied by the Germans. Everything was now quiet but on occasion we would see flares coming into the air from the south. Each time this happened, we stopped rowing, placed our oars back in the boat and kept our heads down. Daylight was now approaching. All that could be heard was the sound of the Ferry’s motor and the distant buzz of the German soldiers onboard. We now needed to row back toward the middle of the Nieuwe Merwede River since on the Brabant side stood the Hoge Strekdam, a point at which the Germans could walk across from the occupied zone. We could not use the Dutch occupied side because even though there were high reeds for cover, there was a German bunker built on a hill by the riverside where an old salmon canning factory once stood. As we proceeded further along we heard the sound of gunfire and suspected that people were being shot at. We now reached the Zuidplaatje and stayed on the Dutch side since on the other side stood the Polerkade very close to the water, where the Germans could walk along the river edge as far as the Deneplaat to the Huis Van De Deen which the Germans had taken over as a watch post. We continued further along and I thought I saw a boat in the distance, but then it disappeared. It could have been only an optical illusion, which was known to happen. (I later discovered that I had not been imagining things and that I had actually seen my father, Peter DeKoning riding in a canoe!) We proceeded along the Dutch side until we came to the Tongplaat and the Kooihouse Van De Tongplaat. We stayed on the side, again using the reeds for cover and avoided going toward the middle of the river to avoid becoming stranded on the sandbanks which were situated there. The tide was by now going down substantially, so that the sandbanks were now showing themselves above the water. At this point our passengers were beginning to feel more at ease and were asking me how much further we had to travel. Although I assured them that we were almost there, I had to ask them more than once, to keep completely quiet since the Germans still occupied watching posts along the river bank. I imagine that each passenger was anticipating the taste of freedom which was just around the corner from them and emerge out of the dark shadow of the past. We had now arrived at the Jacomineplaat which was the most westerly point of the Brabantse Biesbos. Although the was probably one more German Guard post along the way, we would be safe once we reached the point where the water split between the Hollansch Diep and the Amer, where one could barely see the Moerdijkbrug (a bridge) in the distance to the west. I could no longer keep the passengers calm. They were now excitedly talking to each other and calling out from one boat to another. We rowed quickly over to the riverbank and someone began to sing the Dutch National Anthem. We jumped ashore and began walking toward the port of Lage Zwaluwe. Unfortunately there were too many mines lying in the area and we were forced to return to the place where we had left the boats. Fortunately at this point the passengers were a little less excitable. We took the boats back onto the Amer River. In the high tide we had to row hard against the strong current until the port of Haven Van Lage Zwaluwe came into view. The passengers were by now completely beyond my control and everyone jumped out of the boats onto the shallow muddy bank of the river which reached up to their knees, before we could dock the boats properly. On the bank we saw a sentry. He was a Dutchman who greeted us and treated us with cigarettes. He said to us, “You folks have been quite lucky to have made it here safely. Last night the Germans were still here and finally left, taking their guards along with them.” We were asked to report to a building nearby where we were met by a Captain Andre of the secret service and a British Officer. The officer began speaking with Blanca Wiener (Zr. Olzinga) who could speak English and translate for us. She introduced me to Captain Andre as Cees DeKoning, son of the famous Pieter De Koning. (He was described as “Ouwe Piet” or “old Peter”). The Captain replied, “Oh, he left us just last night in a canoe to return to Papendrecht.” I now realized that the “ghost “that I had seen in the water last night was actually my very own father! After this we were brought to a nearby school where we were given a heavenly meal of wonderful bread with fish and corned beef. “Sister Olzinga” had now returned to her proper name; Blanca Wiener. After the meal we were transported by English vehicles to Breda and from there we went on to Tilberg where we were debriefed to determine whether we were who we said we were and not German spies or Dutch collaborators. We were continually gotten out of bed for more questioning. This was especially true for Blanca who was called back so often for questioning that she became quite despondent. The secret service believed that she might have been a spy. Fortunately this was cleared up when the discovered that the person concerned was not Blanca, but someone who had a similar name. She was then freed and provided with her necessary documents. From there, she moved on to Eindhoven where she was to meet up with her family. I remained in Brabant until it became liberated and joined up with the army. Afterwards, I made a brief trip to Eindhoven to look Blanca up. I didn’t have to look too far since as I was walking, behind me I heard the words “Ceesje! Ceesje!”I turned around and there was Blanca, standing in an army uniform with the words “Stoottroepen” stitched to her shoulder. The Stoottroepen were a division of the Dutch army consisting of members of the Dutch resistance movement in Brabant and Limburg. |
Maurice Goudeketting |
TABLE OF
CONTENTS FOREWORD Page 2 THE EARLY YEARS 1920-1940 (Page 3-15) WAR YEARS 1940–1945 (Page 16-68) Paris, France May 1940 (Page 19) Villeneuve-d'Aveyron, France 1940-1941 (Page 19-23) Narbonne, France 1941-1942 P(age 23-27) Perpignan, France Dec. 1942 (Page 27-29) Barcelona, Spain Dec. 1942 (Page 29-31) Madrid, Spain Dec. 1942 – May 1943 (Page 31-33) Lisbon, Portugal May 1943 (Page 33-34) England June 1, 1943 - Oct. 18, 1944 (Page 35-50) Belgium Oct. 18, 1944 - Mar. 25, 1945 (Page 51-59) Eindhoven, Netherlands Mar. 26, 1945- Dec. 1, 1945 (Page 59-67) THE POST WAR YEARS 1945 - Present (Page 68-135) APPENDICES (Page 136-142) APPENDIX 1 FAMILY LISTING: GOUDEKETTING APPENDIX 2 FAMILY LISTING: WIJNSCHENK APPENDIX 3 THE GOUDEKETTING/WIJNSCHENK/BAS/ KLOOTS FAMILY CONNECTION APPENDIX 4 IN MEMORIAM APPENDIX 5 FAMILY ALBUM (3 Pages) EDITOR'S COMMENTS AND ACKNOWLEDGEMENTS (Page 143-144) |
Blanca Goudeketting-Wiener, 1945 |
(c) Papendrecht H.W.G. van Blokland mei-juli 2012, herzien mei 2014, oktober 2014 (afbeeldingen).