DEEL 1:
PAPENDRECHT EN 300 JAAR FAMILIE VISSER: BOEREN, BURGERS EN AANNEMERS

door H.W.G. van Blokland-Visser

(Sinds kort is het archief nr 546 voor iedereen ter inzage dit bevat akten /foto's enz vanaf 1868;
Oudarchief N.V. Visser en Smit vanaf 1868 te Papendrecht en familie Visser en familie Smit;
archief nr 546 in Stadsarchief Dordrecht
)

VISSER EN SMIT
Derde en vierde generatie, 1890-1998
MARTINUS VISSER (1845-1930), metselaar/aannemer
(oprichter Visser en Smit Aannemingsmij te Papendrecht)
Martinus was de zoon van Gerrit Visser en Pieternella Vink. Hij wordt als laatste van de gebroeders Visser beschreven omdat na hem het verhaal van de aannemers Visser verder gaat in de geschiedenis van VISSER en SMIT, dat heden, in 1999, nog bestaat en in 2000 zijn honderdjarig bestaan kan vieren.
Dat enige aanknopingspunten die ik over mijn overgrootvader Martinus had, waren twee verhalen. Het ene was opgetekend door Jan Teunis Visser, zoon van Martinus, en het andere was van een kleinzoon van hem, Martinus (Ties) Visser uit Amsterdam, die jarenlang iedere zomer bij zijn grootouders in Papendrecht logeerde en daar aantekeningen over had gemaakt. Verder is er geen snipper bewaard gebleven; geen brieven, geen gegevens over werk of aantekeningen, geen bouwtekeningen, allen wat foto's uit de familie.
Bij mijn onderzoek naar de geschiedenis van het bedrijf Visser en Smit kwam ik vanzelf uit bij de Gebr. Visser. uit de vele archiefstukken rees bij mij toch de vraag, waarom Martinus alleen uitvoerder was gebleven bij zijn broers, terwijl, zo blijkt uit mijn onderzoek, hij toch met een welgestelde vrouw was getrouwd. Hij nam geen enkel werk aan namens de Gebr. Visser, stond maar één keer borg voor een werk en had geen heistelling op stoom op zijn naam staan.

visser_37.jpg (104313 bytes) (Martinus Visser Gzn (1845-1930))visser_graaf.jpg (59499 bytes) (Martinus Visser Gzn (1845-1930) en vrouw)

Martinus was het op één na jongste kind in een gezin met zeven kinderen. Hij scheelde tien jaar met zijn oudste broer Mees en werd vernoemd naar de broer van zijn moeder, Martinus Vink. hij werd geboren aan het Oosteind en bleef daar wonen tot 1890. In zijn jonge jaren metselde hij meer met zijn vader Gerrit en zijn oudere broers Mees, Adriaan en Pleun. Zij waren een jaar in de aannemerij werkzaam toen hij in 1869 werd opgeroepen voor dienst, bij het 2e regiment vestingartillerie in Utrecht. Op 1 mei 1870 kreeg hij van de kolonel toestemming de dienst te verlaten om op 27 mei te gaan trouwen met zijn overbuurmeisje Adriana van de Graaf (1845-1915), d.v. Teunis v.d. Graaf Jansz (griendbaas)(overl.) en Trijntje van Wijngaarden (winkelierster). Martinus trouwde zeer tegen de zin van zijn vader en het boterde daarna ook niet meer tussen die twee. Martin trouwde namelijk uitgerekend met de kleindochter van Jan v.d. Graaf Tzn, griendbaas in 't Oosteind, ook wethouder en kerkenraadslid, met wie vader Gerrit vanaf de Afscheiding (1842) van de kerk in onmin leefde. Zo'n gebeurtenis kon lang blijven doorwerken en trof dan de hele familie. Het kon generaties lang duren, zeker in een buurtschap als het Oosteind.
Het bleef dus schipperen voor Martinus tussen de twee families.
Het stel trok in bij de moeder van Adriana, die weduwe was en een winkel aan huis had in 't Oosteind. In augustus 1870 werd hun eerste kind geboren, dochter Janna Cornelia. Het gezin bleef tot 1880 inwonen en woonde daarna in een huis van Adriaan Visser (broer van Martinus). Dat stond schuin tegenover de woning van Adriana's moeder, want Adriana kon niet ver bij haar moeder vandaan. Zij moest (zoals het verhaal gaat) haar moeder schoorsteen zien roken en dat zou zo blijven tot de dood van haar moeder in december 1890. Tot zo lang besliste moeder Trijntje ook over het geld. En geld steken in de aannemerij vond deze veel te risicovol. "Zonder van je goeie geld".
Eén keer verkocht Adriana iets uit haar bezit, namelijk toen Martinus borg stond voor een werk van de Gebr. Visser (1876), nl. het stoomgemaal te Schipluiden. Het zou bij die ene keer blijven, daarna moest Martinus wachten tot na het overlijden van zijn schoonmoeder. Martinus zou uitvoerder blijven en loon ontvangen, dat was beter dan risico lopen. Voor zijn werk was hij vaak weg en het kwam daarom goed uit dat Adriana bij haar moeder in de buurt woonde.
Al gauw telde het gezin een aantal kinderen, van wie er zes jong overleden; de oudste drie bleven in leven en zullen in 1878 ook wel de mazelen gehad hebben, want in juni van dat jaar was er een mazelenepidemie in het Oosteind en de rest van Papendrecht. In 39 huisgezinnen kwam de ziekte voor, die toen gevaarlijk kon zijn voor jong en oud. Dokter Van Nes moest zo'n epidemie melden bij de burgemeester en de inspectie voor gezondheid en toezien dat de huizen deugdelijk ontsmet werden en het lijf- en beddengoed van de zieken verbrand werd, Op 28 juni berichtte dokter Van Nes dat er geen besmettingsgevaar meer bestond in de gezinnen, die met name genoemd werden; o.a. dat van Martinus Visser, in huis A42.
Vaak kon Martinus niet aanwezig zijn bij de geboorte van zijn kinderen en kon dan dus ook geen aangifte doen. Op de kate in die gevallen: 'vader afwezig'. Zo ook op 11 juni 1880 bij de aangifte van zijn zoon Martinus. Hij was toen aan het werk in Katwijk bij de bouw van het grote stoomgemaal daar door de Gebr. Visser. De aangifte werd gedaan door de chirurgijn Jacobus Knook, die bij de geboorte had geassusteerd. Getuigen waren Guilaume de Mey, veldwachter en François Jean de Roo, zonder beroep.
Het gezin breidde zich uit en vijf jongere kinderen bleven in leven. Het gezin verhuisde naar een groter huis, waarbij de belasting op het interieur werd geschat op f 300; toch nog aardig veel voor die tijd.

visser_38a.jpg (115068 bytes) (Geboorteakte Martinus Visser. Aangifte door chirurg Jacobus Knook, wegens tijdelijke afwezigheid van vader Martinus)
visser_38b.jpg (23367 bytes) 
(Martinus Visser Martzn (1880-1960), commissaris N.V. Visser en Smit, advocaat te Amsterdam)(Fotograaf: Atelier Premier, Rotterdam, Photographie Cie Het Witte Huis)


Nieuw begin, 1892. Eerste werk
Na het overlijden van schoonmoeder Trijntje v.d. Graaf-van Wijngaarden in december 1890 kon Martinus verhuizen naar het Westeind en voor zichzelf beginnen als aannemer nadat zijn vrouw Adriana haar bezit had aangesproken. En dat was aardig wat aan huizen, erven, weiland, bouwland, boomgaarden, water enz. Samen met haar zuster Janna Verheul-v.d. Graaf, verdeelde zij de opbrengst.
Het eerste werk dat werk aangenomen was een uitwateringssluis in de zeedijk bij Kruiningen voor f 30.000 in december 1891. Zoon Jan Teunis (1871) werkte al volop mee; pas veel later kwam de tweede zoon, Gerrit (1878) in het bedrijf. Adriana besprak samen met haar man de zaken, wat voor die tijd toch bijzonder was. Zij was een sobere en zuinige vrouw en hield niet van uiterlijk vertoon.

visser_39.jpg (45981 bytes) (Het eerste werk van Martinus Visser Gzn als aannemer, in december 1891. Zijn broers staan borg voor de aanneemsom van f 30.000)

Intussen was Martinus van brandmeester tot opperbrandmeester bevorderd en als voorzitter van de directeur van de brandweer zorgde hij voor het aannemen van personeel bij de brandweer. Zo was er in mei 1893 een aanbeveling aan de burgemeester van de volgende heren: L. de Graaf en Jan Veth Philipsz. De mensen die werden voorgedragen behoorden meestal wel tot de notabelen van het dorp; bij de brandweer b.v. als brandmeester.

1896
Er is dan een groter, nieuw huis gebouwd aan de Veerstoep C32 en de zaken gingen goed. Martinus zat nu ook dichter bij het veer naar Dordrecht, wat voor het zaken doen een stuk makkelijker was, want er werd veel werk besproken in het café tegenover het station in Dordrecht. Martinus bemoeide zich ook met de situatie in het dorp, was mede-ondertekenaar van de brief met het dringende verzoek om een telergaaf- en telefoonkantoor en schreef naar burgemeester A. Bonten om iets te doen aan de slechte verlichting op de Veerstoep.

visser_40a.jpg (32473 bytes)
(Veerweg 51, in 1895 door aannemer Mart Visser te Papendrecht gebouwd. Het werd na 1913 bewoond door zijn zoon Gerrit Visser en vanaf 1917 door ir. Arie Visser Martzn. later kwam hier de stalhouderij in van Van Wijngaarden. het huis is in de jaren tachtig gesloopt.)


100 jaar waterleidingen
Op 26 september 1898 ging Martinus de watertorenbouw in en vroeg samen met Willem Bottenberg (aannemer te Oud-Beijerland) concessie aan in Leerdam voor het aanleggen van waterleiding, tegen een aanneemsom van f 42.000. Het jaar daarop gingen ze er aan de slag, waarbij oudste zoon Jan Teunis uitvoerder was op het werk. In december 1899 overleed Bottenberg plotseling; zijn zaken werden overgenomen door zijn zwager Johan Smit Fopzn, architect/cementsteenfabrikant te Oud-Beijerland. Dit gebeurde officieel bij akte op 8-3-1900 te Leerdam. Hiermee begon de samenwerking, als Visser en Smit architecten en ontwerpers van drinkwater-leidingen. In het jaar 2000 bestaan ze honderd jaar! Het aannemersbedrijf bleef hier buiten.
Zo was er nog meer werk aan de winkel voor Martinus, die toen 55 jaar was; alle kinderen woonden nog thuis.

Martinus liet in 1913 aan de Kerkbuurt 116 een huis bouwen, met een grote tuin erachter en vlak naast zijn vriend, aannemer Gerrit Klootwijk, die een groot huis had laten bouwen aan de Kerkbuurt 110.

visser_40b.jpg (85057 bytes)
(De eerste watertoren te Leerdam. mede-ontwerper was ir. H. Paul te Leiden. De watertoren is gebouwd door Mart Visser Gzn; uitvoerder was zijn zoon Jan Teunis Visser. De officiële opening vond plaats op 15 mei 1900.)

Martinus had het druk met reizen en zaken doen door heel Nederland. Er werden in hoog tempo watertorens gebouwd en waterleidingen aangelegd, waarvoor veel besprekingen gevoerd moesten worden en waarvoor hij aanwezig moest zijn bij de officiële eerste-steenleggingen en openingen. Om er een paar te noemen: in Waalwijk, Doorn, Culemborg, Alblasserdam, Strijen, Lekkerkerk, Hoorn en Eindhoven. In totaal kwamen er 25 op naam van de architecten Visser en Smit te staan.
Volgens de belastinglijst had Martinus in 1917 een inkomen van f 4300,- per jaar.

visser_41a.jpg (116427 bytes)
(Het gezin van Martinus Gzn in de achtertuin van Kerkbuurt 116 te Papendrecht, omstreeks 1913. 
V.l.n.r.: 1. Jan Teunis Visser (1871), 2. Geertrui Visser-IJzerman, 3. Alida Visser-Verhey, 4. Gerrit Visser (1878), 5. Ottolien Visser-Dicke, 6. Arie Visser (1885). 
Midden: 1. Janna Cornelia Visser (1870), 2. Pieternella Visser (1872), 3. Adriana Visser-v.d. Graaf (1845-1915), 4. Martinus Visser (1845-1930), 5. (op schoot) Geuvert Anton Visser (1911). 
Vooraan: 1. Martinus Gerrit Visser (1887), 2. Adriana Cortnelia Visser (1903), 3. Janna Elisabeth Visser (1886), 4. Abreaham Arie Visser (1904), 5. onbekend. 
De kinderen Martinus Visser (geh. met Marigje Schuller) en Trijntje Visser (geh. met IJzerman) ontbreken
.)


Het aannemersbedrijf werd steeds meer geregeld door Martinus' zoon Jan Teunis. Deze was in 1902 te Leerdam getrouwd en woonde met zijn gezin aan het Westeind, nr. E12, waarachter ook de werf was en de loods voor opslag. Deze was in 1898 aangekocht van Mathijs van Rossum, die ernaast zijn nieuwe werkplaats had gebouwd.
Jan Teunis was intussen ook directeur van de waterleiding te Leerdam geworden en Gerrit (1878), de tweede zoon van Martinus, nam, het directeurschap van de waterleiding in Alblasserdam van zijn vader over. Ook werkte hij met zijn broer in het aannemersbedrijf. De jongste twee zoons, Martinus (1880) en Arie (1885), gingen studeren. Martinus (1880) voelde niets voor het bedrijf en werd onderwijzer.

visser_41b.jpg (92805 bytes)
(Plaatsing van een gedenksteen bij de watertoren van Culemborg, 11.3.1911, ontworpen door Visser en Smit Architecten. 4e van links: Johan Smit; 5e van links (met sikje en baard): Martinus Visser Gzn. De rest zijn notabelen van Culemborg o.a. burgemeester mr E. Baron van Hovell tot Westeflier, de heren De Liefde, Benders, De Waal en Olyslager.)


Toen hij verder wilde studeren moest hij dat zelf betalen, want Nederlandse Letteren studeren in Utrecht kwam niet ten goede aan het bedrijf, was de redenatie. Hij promoveerde tot doctor in de Letteren en deed ook nog zijn rechtenstudie. Met die kennis adviseerde hij later het bedrijf toen het een N.V. Visser en Smit werd. Martinus (1880) werd commissaris van het bedrijf en woonde in Amsterdam. Zoon Arie (1885) mocht van zijn vader naar de HBS te Dordrecht en ging op diens kosten ook studeren in Delft.
De oudste dochters, Janna Cornelia (1870) en Pieternella (1872) studeerden niet en bleven ook ongehuwd, omdat er in de ogen van hun ouders geen geschikte kandidaat voorhanden was, hetgeen in deze kringen nogal eens voorkwam. Zij bleven thuis en zorgden mee voor het huishouden e.d.
De jongste dochters werden allebei onderwijzeres. Trijntje (1882) trouwde en ging in Indië wonen. Bets (Elisabeth) bleef ongehuwd en assisteerde haar vader bij de zaken en het kantoor aan huis. Later ging zij werken op het kantoor van Visser en Smit.
De laatste jaren trok vader Martinus zich steeds meer terug uit het bedrijf. Hij werd liefderijk verzorgd door zijn beide dochters. Zijn vrouw Adriana was in 1915 overleden en zijn oudste dochter is ook vrij jong overleden. In 1930 stierf hij en werd begraven op de oude begraafplaats in Papendrecht, waar hij nog steeds ligt.
Martinus liet een goedlopend bedrijf achter, waar al zijn kinderen bij betrokken waren en die de fakkel overnamen van goed en betrouwbaar werk leveren, nieuwe dingen durven aan te gaan en risico's nemen.

Kinderen van Martinus en Adriana
1. Janna Cornelia (1870-1925), ongehuwd.
2. Jan Teunis (1871-1946), huwde in 1902 te Leerdam Geuvertje A. IJzerman (1878), overleden te Leerdam in 1962, d.v. Abraham IJzerman en Geuvertje van de Koppen.
Kinderen:
- Adriana C. (1903), huwde 1928 Mathijs van Rossum;
- Abraham A. (1904), huwde 1933 Martina van der Erve;
- Martinus G. (1907), huwde 1939 Maria Bencze;
- en Govert A. (1911).
3. Pieternella (1872-1961); ongehuwd;
4. Gerrit (1878-1954), huwde Alida Verhey (geen kinderen). Hij werd in het bedrijf opgevolgd door zijn neef Willem M.C. Visser;
5. Mr. dr. Martinus (1880-1960), huwde 1909 te Rotterdam Marigje Schuller (1882-1970), d.v. Antonie Schuller en Willemina van Dalen (wonende in Amsterdam)
Kinderen;
- dr. Martinus A.J. (1910), huwde 1940 Wilhelmina Scholten;
- mr. Antonie W. (1912), huwde 1939 E. Lumentut;
- ds. Jan A. (1913), huwde 1943 L. Faber;
- ir. Willem M.C. (1914), huwde 1939 Hendrika Scholten;
- Adriana P.C. (1915), huwde 1943 J. Postmus;
- en mr. Gerrit M. (1917), ongehuwd, omgekomen in februari 1945.
Martinus ging als enige van de zoons niet de aannemerij in. Wel was hij van 1927 tot 1960 lid van de Raad van commissarisen van Visser en Smit en adviseerde hij bij contracten e.d. als jurist. Zij zoon Willem M.C. volgde bij Visser en Smit zijn oom Gerrit op omdat deze geen kinderen had;
6. ir. Arie (1885), huwde in 1917 te Dordrecht Ottolien H.C. Dicke (1889-1969), d.v. Hendrik Adolph Dicke en Helena C. Walraven.
Kinderen;
- Adriana C. (1918), huwde J. Korevaar;
- Hendrika A. (1920), huwde J. Nugteren;
- Martinus (1922), huwde M. v.d. Hoek;
- Helena C. (1924), huwde W. Koppens;
- Arie J.M. (1925), huwde S. Demmink;
- Carel N. (1928), huwde G. Donker;
- en Geert J. (1931), ongehuwd;
7. Trijntje (1882-1949), huwde in 1910 ir. Mattheus IJzerman (broer van Geuvertje A. IJzerman);
8. Elisabeth (1888-1980), ongehuwd. Elisabeth werkte jaren op kantoor bij Visser en Smit (juffrouw Bets);
(Van deze tak zijn nog 2 achterkleinzoons van Martinus werkzaam bij Visser en Smit Hanab: t.w. Martinus Visser Wimzn en Jan Pieter Visser Wimzn)
 

PAPENDRECHT. Door de firma Martinus Visser en Co alhier, is concessie aangevraagd voor den aanleg eener waterleiding te Waalwijk. 
[bron: Merwebode 23 juni 1900 (microfiche stadsarchief Dordrecht)]
JAN TEUNIS VISSER MARTZN, 1871-1946
Aannemer.directeur van N.V. Visser en Smit aannemingsmaatschappij Papendrecht


Jan Teunis of J.T., zoals hij ook genoemd werd, ging al op jonge leeftijd met zijn vader mee uit werken, nog bij de gebr. Visser, en deed daar heel veel ervaring mee op die hem later van pas zou komen. Nadat zijn vader, Martinus Visser, in 1891 voor zichzelf was begonnen, werd Jan teunis reeds jong uitvoerder op het werk van zijn vader. Met 22 jaar was hij al uitvoerder bij de bouw van een stoomgemaal te Hekelingen, de Volharding 2, 1893/1894 in de polder Brabant.
visser_43.jpg (39297 bytes)
(Gemaal Hekelingen. In het midden met hoed: uitvoerder Jan Teunis Visser Martzn (1871))

Op dat werk ontmoette hij ook Johan Smit uit Oud-Beijerland, die daar namens het polderbestuur opzichter was bij de bouw van het stoomgemaal. Deze Johan Smit zou later gaan samenwerken met Jans vader als Visser en Smit architecten.

Omdat Jan Teunis niet gemist kon worden in het bedrijf werd in 1893 een vervanger voor hem gezocht toen hij opgeroepen werd voor de dienstplicht. Dat was toen mogelijk. tegen betaling ging een ander dan in dienst. Deze werd gevonden in de persoon van Johannes Slis uit Papendrecht.

Alle onderdelen van de aannemerij leerde Jan Teunis en zo stond hij ook borg voor een werk dat zijn vader had aangenomen in 1898: de bouw van een stoomgemaal aan de ringvaart van de Haarlemmermeer bij Lisse.

Veel veranderde er toen zijn vader een gat in de markt ontdekte en in september 1898 de aanleg van watertorens en waterleidingen op zich ging nemen. Er kwam heel wat werk bij en Jan Teunis werd uitvoerder bij de bouw van de eerste watertoren te Leerdam. Daar leerde hij ook zijn vrouw kennen en in 1902 trouwde hij aldaar met Geuvertje Adriana IJzerman, in 1878 daar geboren en in 1962 te Papendrecht overleden. Zij was de dochter van Abraham IJzerman en Geuvertje A. van de Koppel. Jan Teunis en Geuvertje gingen in Papendrecht wonen bij de werf van het aannemersbedrijf aan het Westeinde E12 (Nu woonhuis Westeind nr 39).
J.T. Visser stond ook vermeld op de ledenlijst van de Provinciale Staten van 1909 tot 1919.
Intussen was Jan Teunis directeur van de waterleiding te Leerdam geworden. Ook nam hij het aannemersbedrijf van zijn vader onder de naam J.T. Visser v/h Mart Visser. Hij deed dit in samenwerking met zijn broer Gerrit (1878), die volop meewerkte en directeur was van de waterleiding te Alblasserdam.
In 1905 schreven zij in voor de bouw van de watertoren te Ridderkerk, die ontworpen was door Visser en Smit architecten, voor f 144.400. Het bedrag was te hoog en het werk werd gegund aan een aannemer uit Giessendam, A. van Duren.
visser_44a.jpg (48011 bytes) (Proces-verbaal van aanbesteding voor het maken van een drinkwaterleiding te Ridderkerk (1904))
visser_44b.jpg (58245 bytes) (De bouw van een watertoren te Lekkerkerk (1909). Ontwerp Visser en Smit architecten. Gebouwd door aannemer J.T. Visser uit Papendrecht.)


Mede-inschrijver bij de waterleiding te Ridderkerk was metselaar/aannemer Marinus de Kloe uit Alblasserdam. Watertorens die wèl door Jan Teunis zijn gebouwd zijn die uit o.a. Waalwijk, Doorn, Eindhoven, Lekkerkerk en Alblasserdam.

Door de vele waterleidingen die er werden aangelegd, ging Jan Teunis zich toch steeds naar specialiseren in het leggen van buisleidingen. Hij ging op zoek naar de modernste middelen. Er kwam dus een geheel nieuwe richting bij in het bedrijf.
Tot 1921 werkte het architectenbureau Visser en Smit afzonderlijk van het aannemersbedrijf J.T. Visser, maar in dat jaar ging men een fusie aan en werden veel werken aangenomen. In 1922 bijv. de fundering van de Philips fabrieken te Eindhoven en 1923 de funderingen voor de Electriciteitscentrale te Utrecht. Ook was er veel werk voor de Waterleiding van Rotterdam/Schiedam en vele kilometers pijpleidingen werden aangelegd.
visser_45.jpg (102047 bytes)
(Zinker voor waterleiding voor Rotterdam/Schiedam/Vlaardingen, aangelegd door Visser en Smit Papendrecht (1925). Locatie: Lange Haven te Schiedam.)

In 1927 werd de fusie omgezet in de NV Visser en Smit aannemingsmij te Papendrecht. Jan Teunis werd de eerste directeur van het bedrijf.

Door de vele contacten die Jan Teunis had met bedrijfsleven, Rijkswaterstaat en waterleidingbedrijven en de veelzijdigheid van zijn bedrijf kwam hij de crisisjaren redelijk door. Dankzij veel werk voor de Waterleiding van Amsterdam, de gasleiding voor de Staatsmijnen door Limburg, de watervoorziening voor de stad Beiroet in Libanon en de grote sluizen bij IJmuiden.
In deze moeilijke tijd was Jan Teunis altijd bereid zijn familie aan werk te helpen. Neefs met wie hij in zijn jeugd had gewerkt, konden bij hem in dienst komen; familie ging voor. Ook in de Tweede Wereldoorlog werd zoveel mogelijk geprobeerd door te werken en mensen in dienst te houden, maar na deze ook voor hem moeilijke periode vond Jan Teunis het tijd zijn werk over te dragen aan de vierde generatie aannemers Visser. In 1946 nam zijn oudste zoon Bram Visser (1904) het bedrijf over van zijn vader.

Het bedrijf kreeg veel werk bij de wederopbouw na de oorlog en in de jaren vijftig werden de werken steeds groter. Zo werd de grote zinker voor gas en stadsaverwarming voor de stad Rotterdam in 1951 te Papendrecht gebouwd, buitendijks in de Kerkbuurt tegenover de Grote Kerk. Vandaar werd het gevaarte over de Merwede naar Rotterdam gesleept en afgezonken in de Coolhaven.

Ook Gerrit vond in 1955 wel dat hij met pensioen kon gaan. Omdat hij geen kinderen had om hem op te volgen liet hij de zoon van zijn broer, mr. dr. Mart Visser uit Amsterdam hem opvolgen. Wim Visser (1914) werd directeur.

Tot in de haren zestig bleef de vierde generatie hard aan het werk als aannemers, o.a. bij de brug over de Merwede van Papendrecht naar Dordrecht, de centrales in Borsele, in de Flevopolder en Geertruidenberg. Ook verrichtten ze veel werk voor de Gasunie. Heel Nederland moest worden aangesloten op het gasnet, dat hield dus de aanleg van kilometers pijpleidingen in.
visser_46a.jpg (78351 bytes)
(Zinker Coolhaven Rotterdam voor stadsverwarming en gasleiding, gebouwd door N.V. Visser en Smit aan de Kerkbuurt te Papendrecht (1951))

Na de fusie met de Adriaan Volker Groep in 1970 bleef de vierde generatie nog aan als directie en bleef de naam Visser en Smit behouden.
Thans, 1999, is het bedrijf gesplitst in Visser en Smit Bouw en Visser en Smit Hanab. beide bedrijven zijn gevestigd te Papendrecht, valkbij de plaats waar de Vissers als aannemers zijn begonnen aan het Oosteind, 130 jaar terug.
Enkelen van de vijfde generatie zijn nog bij een van de bedrijven werkzaam.

visser_46b.jpg (68642 bytes)
(Prins Bernard op bezoek bij werk Gasunie Westerschelde (1970).
Zittend v.l.n.r.: Prins Bernhard, Mr. C.L.W. Fock (president-commissaris van de Gasunie), ir. W.M.C. Visser (directeur N.V. Visser en Smit Aannemingsmij Papendrecht); Staand v.l.n.r.: ir. L.W. Lievense (raadgevend ir. Breda), R.W. Boebinger (Bechtel Imter. Company), C.R. Bucher (Bechtel Imter. Company).
)


(wordt vervolgd)

(C) Papendrecht mei 2008 H.W.G. van Blokland-Visser