TOEGEVOEGDE GEGEVENS:
- DORDRECHT den 28 Mei. Eergisteren is alhier van de scheepstimmerwerf van den scheepsbouwmeester C. Gips, in de Lijnbaan, voorspoedig van stapel geloopen, het stoomjagt ANNA PAWLOWNA, KROONPRINSES DER
NEDERLANDEN, bestemd voor de vaart van 's Hage en Delft op 's Hertogenbosch, en vice versa. Hetzelve is gebouwd voor rekening van de heeren L. Kroon en G. Verbeet te 's Hage, mej. de wed.
Wijnand te 's Bosch, en den heer A. GIPS te Dordrecht, waarvan
eerstgenoemde als boekhouder fungeren zal. De machine voor dit jagt wordt alhier vervaardigd door de heeren
de Haan en Klaverwijden, en men heeft daarvan de beste
verwachting. [bron: Leeuwarder Courant 1-6-1827] - Wij B en WW der Stad Dordrecht, Certificeren bij deze dat aan ons bekend is en wij ten vollen overtuigd houden, dat de Poonschuit genaamd De Vrouw Clazina hebbende een dek en eene mast, zijnde groot 26 tonnen, ieder ton gelijk met den teerling van de Nederlandsch El, te huis behoorend te Katwijk aan Zee, alhier op de werf van den Scheepmaker wijlen Pieter Gips thans toebehoorend aan deszelfs wed. in den Jare 1808(!!) is gebouwd. Dordrecht 27 Junij 1831 [bron: Stadsarchief Dordrecht (SAD) archief 5 inv.nr. 1934 verklaringen over 1831] - Burgem. en Weth der Stad Dordrecht Certificeren bij deze dat Gerrit van Erp, Commissionair wonende binnen deze stad, zedert het jaar 1825 tot met des Jare 1830 in het patent-Register alhier heeft doen inschrijven Een overdekte Aak genaamd De Vriendschap bevaren wordende door A. van Beuningen groot volgens meetbrief afgegeven door de scheepsmeester J. Mouthaan 120 Tonnen Dordrecht den 5 oktober 1831 [bron: stadsarchief Dordrecht/DiEP (SAD) archief 5 inv.nr. 1934 verklaringen over 1831] + - rijnschipper: Arnoldus Mattheus van Bönningen [22-7-1834] eigenaar: G. van Erp te Dordrecht schip: De Koophandel (gebouwd in 1833 op de werf van Corns. Gips te Dordrecht) [bron: stadsarchief Dordrecht/DiEP (SAD) archief 150 (handschriften), inventarisnummer 1991] - Wij Burgemeester en Wethouders der Stad Dordrecht, Certificeren bij deze op het getuigenis van Johannes Gips, Scheepstimmerman en Laurens van der Heijden, commissonair, beide binnen deze Stad, dat de persoon van Wilhelm Eijkhoff, schipper van beroep, en zederd den Jare 1828 binnen deze Stad woonachtig, is van een goed en onbesproken gedrag en Eigenaar van een Schip 't welk door hem bereids sederd den jare 1826 in de Noord Nederlandsche Vaard is gebezigd geworden. Dordt den 13 Februarij 1833. [bron: Stadsarchief Dordrecht (SAD) archief 5 inv.nr. 1977 verklaringen 1815-1837] - Heden is alhier, van de werf de Merwede van de scheepsbouwmeesters C. Gips & Zonen, met het beste gevolg te water geloopen het door hen voor rekening van de heeren Voute & Comp, te Amsterdam gebouwde fregatschip Elisabeth Anthonia, groot carca 500 lasten. En is (het vervolg op den kant van deze bladz.) onmiddellijk daarna op voornoemde werf de kiel gelegd voor een schip van gelijke grootte. [Dordrechtsche Courant 28 september 1837][online - http://www.archieven.nl/pls/m/zkstart.zoek?p1=46] - ROTTERDAM den 29 September. Woensdag is te Scheveningen de eerste steurharing aangebragt met de pink De Jonge Guurtje, toebehoorende aan den reeder H. van Duine. Deze pink had vijftien duizend stuks haringen aan boord. Eergisteren is te Dordrecht, van de werf De Merwede, van de scheepsbouwmeesters C. Gips en Zoonen met het beste gevolg te water geloopen het door hen voor rekening van de heeren Voute & Comp te Amsterdam gebouwde fregatschip Elisabeth Anthonia, groot circa 500 lasten, en is onmiddellijk daarna op voornoemde werf de kiel gelegd voor een schip van gelijke grootte. [bron: Leeuwarder Courant 3-10-1837] - (ca mrt 1838) Het Schip Sourabaija Kapitein Christian Neurenberg, eigenaar De Heeren Jacques Serruijs & C: te Rotterdam 8 Blaauwe Rokken 3 Zwarte dito 12 Zwarte Buizen Barend van der Kloet op deszelfs winkel zijn vervaardigd - Koningrijk der Nederlanden. Certificaat van Oorsprong van Goederen ter verzending bestemd naar Batavia. Burgemeester en Wethouders der Stad Dordrecht verklaren bij deze, dat op heden den Negende Maart 1838 voor hem is verschenen De Heer Barend van der Kloet, Mr Kledermaker te dezer Stede. Dewelke met solemneele Eede heeft verklaard dat de Acht Blaauwe Rokken drie zwarte Rokken en Twaalf Zwarte Buizen door hem te verzenden met het Nederlandsche Schip genaamd Sourabaij gevoerd door kapitein Christian Neurenberg, eigenaar de Heren Jacques Seruijs en Co te Rotterdam; op deszelfs winkel zijn gemaakt en vervaardigd. Des ter Oirkonde hebben wij deze met het zegel dezer Stad en de handteekening van onzen Secretaris doen bevestigen. [bron: stadsarchief Dordrecht archief 5, inv. nr. 1978 verklaringen 1838-1843] - Wij B. en W.W. etc. Certificeren bij deze, dat aan ons bekend is er wij ons ten vollen overtuigd houden dat het Fregatschip genaamd Samarang, lang 38 Ellen 55 duimen, wijd 7 Ellen 57 duimen en hol 5 Ellen 60 duimen; alhier op de Werf van de Scheepsbouwmeesters Cornelis Gips en Zoonen geheel nieuw is gebouwd en op den 24 Aug. 1839 van dezelve is van stapel gelaten. Dordt den 26 Aug. 1839. [bron: stadsarchief Dordrecht archief 5, inv. nr. 1978 verklaringen 1838-1843] - [772] Dirk Boest Gips, Scheepmaker, geboren en won. alhier, oud 35 jaar, hebbende bruin haar, dito wenkbr., bruine oogen, voorhoofd hoog, neus & mond ordinair, kin rond, baard bruin, aangezigt ovaal, land 1 el 7 palm 4 duim Een voorschrijving ter bek(oming) van een buitenl. paspoort naar Pruissen. Den 11 maart 1839 [bron: Stadsarchief Dordrecht/DiEP, archief 5, inventarisnummer 1978a (stapel 2)] - [1214] Wij B en WW etc. Certificeren bij deze, dat aan on sbekend is en wij ons ten vollen overtuigd houden dat het Barkschip TIMOR, lang 32 Ellen 67 duimen, wijd 6 Ellen 70 duimen en hol 4 Ellen 68 duimen en daar over gemeten op 240 Lasten; alhier op de Werf van de Scheepsbouwmeesters Cornelis Gips & Zoonen voor rekening van de heer Adolph Blussé van Oud Alblas te Dordrecht geheel is nieuw gebouwd en op den 30 April 1840, van dezelve is van Stapel gelaten. Dordrecht den 2 Mei 1840 [bron: Stadsarchief Dordrecht/DiEP, archief 5, inventarisnummer 1978a (stapel 2)] - [1339] Wij B. en WW etc, Certificeren bij deze, dat aan ons bekend is en wij ons ten vollen overtuigd houden dat het Barkschip genaamd AOLUS, lang 32 Ellen 78 duimen, wijd 6 ellen 18 duimen, en hol 5 Ellen en daar over gemeten op 238 Lasten; alhier op de Werf van de Scheepbouwmeesters Cornelis Gips & Zoonen voor rekening van de heeren A. van Berkel & Zoon ter Delft, C. Gips & Zonen te Dordrecht, Gebroeders Bax&Berke&Co te Rotterdam, geheel nieuw is gebouwd en op den 20 Augs. 1840 van dezelve is van Stapel gelaten. Dordrecht den 22 Augs. 1840. B. en WW voorn.d [bron: Stadsarchief Dordrecht/DiEP, archief 5, inventarisnummer 1978a (stapel 2)] - [1385] Wij Burgemeester en Wethouders der Stad Dordrecht, Certificeren bij deze, dat aan ons bekend is en wij ons ten vollen overtuigd houden dat het Fregat Schip genaamd Admiraal van Heemskerk lang 45 Ellen 7 duimen, wijd 9 ellen 3 duimen, en hol 6 Ellen 27 duimen en daar over gemeten op 599 Lasten, alhier op de Werf van de Scheepbouwmeesters Cornelis Gips & Zonen is gebouwd voor Rekening van Nederlandsche Rheeders en op den 9 Augs. 1840 van dezelve is te water gelaten. Dordrecht den 9 October 1840. Burgemeester en Wethouders voorn.d [bron: Stadsarchief Dordrecht/DiEP, archief 5, inventarisnummer 1978a (stapel 2)] - Wij Burgemeester en Wethouders der Stad Dordrecht, Certificeren bij deze, dat aan ons bekend is en wij ten ons vollen overtuigd houden dat het Fregatschip genaamd Geertruida Maria, lang 41 Ellen 82 duimen, wijd 8 Ellen en 30 duimen en hol 5 Ellen 78 duimen; alhier op de Werf van de Scheepsbouwmeesters Cornelis Gips & Zonen is gebouwd voor Rekening van de Heeren Voogd & Co te Amsterdam en op de 29 April 1841 frisch van de Bijl te water gelaten. Dordt den 19 Mei 1841. Burgemeester en Wethouders voornoemd. [Stadsarchief Dordrecht/DiEP, archief 5, inventarisnummer 1978a (stapel 2)] - [1678] Wij Burgemeester en Wethouders der Stad Dordrecht, Certificeren bij deze, dat aan ons bekend is en wij ons ten vollen overtuigd houden dat het Barkschip genaamd Jan van Hoorn lang 35 Ellen 21 duimen, wijd 6 Ellen 83 duimen en hol 5 Ellen 18 duimen en over zulks gemeten op 292 Lasten, alhier op de Werf van de Scheepbouwmeesters Cornelis Gips & Zonen is gebouwd en op den 19 Junij 1841 van hunne Werf is te water gelaten. Dordrecht 30 Junij 1841. [Stadsarchief Dordrecht/DiEP, archief 5, inventarisnummer 1978a (stapel 2)] - Wij Burgemeester en Wethouders der Stad Dordrecht, Certificeren bij deze, dat aan ons bekend is, en wij ons ten vollen overtuigd houden, dat het Barkschip genaamd Vice Admiraal Rijk, lang 34 Ellen 33 duimen, wijd 6 Ellen, 33 duimen en hol 5 Ellen 14 duimen, metende 496 belastbaar tonnen; alhier op de Werf van de Scheepsbouwmeester Cornelis Gips & Zonen is gebouwd en op den 25 Junij 1846 van gemelde Werf te water gelaten. Dordrecht den 14 Julij 1846. [Stadsarchief Dordrecht/DiEP, archief 5, inventarisnummer 1979 (stapel 1)] - Wij Burgemeester en Wethouders der Stad Dordrecht, Certificeren bij deze, dat aan ons bekend is, en wij ons ten vollen overtuigd houden, dat het Schoener brikschip genaamd DIANA, lang 27 Ellen 80 duimen, wijd 4 Ellen 64 duimen en hol 3 Ellen 26 duimen, makende 187 belastbare Tonnen, alhier op de Werf van den Scheepsbouwmeester Cornelis Gips & Zoonen is gebouwd en op den 4de December 1847 van dezelve werf te water gelaten Dordrecht den 6 December 1847. [Stadsarchief Dordrecht/DiEP, archief 5, inventarisnummer 1979 (stapel 1)] - Wij Burgemeester en Wethouders der Stad Dordrecht, Certificeren bij deze, dat aan ons bekend is en wij ons ten vollen overtuigd houden dat het Barkschip genaamd Jeannette & Cornelia, Lang 33 Ellen 60 duimen, wijd 6 Ellen 44 duimen, hol 5 Ellen 12 duimen en daar over gemten op 492 tonnen of 260 Lasten; alhier op de werf van de scheepsbouwmeesters C. Gips en Zoonen is gebouwd en den 15de Julij 1848 van hunne werf te water gelaten. Dordrecht den 9de Augustus 1848 [Stadsarchief Dordrecht/DiEP, archief 5, inventarisnummer 1979a (stapel 2)] - [no. 185] Wij Burgemeester en Wethouders der Stad Dordrecht, Certificeren bij deze, dat aan ons bekend is, en wij ons ten vollen overtuigd houden dat het Barkschip EDOUARD MARIE, Lang 33 Ellen 85 duimen, wijd 6 El 39 duimen, Hol 5 El 4 duimen, en daarover gemeten op 256 lasten, alhier op de Werf van den Scheepsbouwmeesters Cornelis Gips en Zoonen is gebouwd en op den 28 Julij 1847 van denzelven werf te water gelaten. Dordrecht den 2 Aug. 1847. [Stadsarchief Dordrecht/DiEP, archief 5, inventarisnummer 1979 (stapel 1)] - [No. 871 van t repertoir] (op den Bijlbrief) Wij Burgem. & Weth. der Stad Dordrecht Certificeren bij deze dat aan osn bekend is en wij ons ten vollen overtuigd houden dat het kopervast en gekoperd Barkschip Koophandel volgens Meetbrief lang 36 Ellen 5 duimen, wijd 6 Ellen 36 duimen en hol 5 Ellen 15 duimen en daarover gemeten op 525 tonnen of 277 lasten, alhier op de werf van de Scheepsbouwmeester C. Gips & Zonen is gebouwd en op den tweede Junij 1849 van hunne werf te water is gelaten. Dordrecht den 7 Junij 1849. Burgem. & Weth. voornoemd Ter ordonnantie van dezelve. [Stadsarchief Dordrecht/DiEP, archief 5, inventarisnummer 1979a (stapel 2)] - [N. 774 Repertoire] (Op den Bijlbrief te Zetten) Wij Burgemeester en Wethouders der Stad Dordrecht, Certificeren bij deze, dat aan ons bekend is en wij ons ten vollen overtuigd houden dat het Barkschip genaamd J.C. Schotel, lang volgens Meetbrief 38 Ellen 12 duimen, wijd 7 Ellen 4 duimen en hol 5 Ellen 30 duimen, en daar over gemeten op 334 lasten, alhier op de Werf van de Scheepsbouwmeesters C. Gips & Zonen is gebouwd en op de 24ste maart 1849 van hunne Werf te water gelaten. Dordrecht den 27 Maart 1849. [Stadsarchief Dordrecht/DiEP, archief 5, inventarisnummer 1979a (stapel 2)] * Barkschip Hellevoetsluis. Indeeling van het achterschip. Gemerkt: Gips, 1853. Gebouwd in 1853 (bij Gips te Dordrecht?), hernoemd 'Anna Lucretia' in 1870 en het laatst vermeld in 1874 als verkocht te Soerabaja. * Barkschip Graaf Dirk III kajuitteekening met tuigteekening. Gebouwd 1849-1850 door C. Gips te Dordrecht, hernoemd 'Auguste' in 1866 en in 1872 naar Duitschland verkocht. [bron: Beschrijvende catalogus der scheepsmodellen en scheepsbouwkundige teekeningen door Willem Voorbeijtel Cannenburg (1944); google.books] - Hedenmorgen is de nieuwe STOOMBOOT, bestemd voor den VEERDIENST tusschen deze gemeente en Papendrecht met goed gevolg onder stoom beproefd. Dit vaartuig met machine en ketel is vervaardigd op de werf der firma C. Gips & Zonen te Dordrecht. Het casco is van staal. De afmetingen zijn: lang 18 wijd 4,80 hol 1,90 meter. De machine is verticaal, heeft een vermogen van 70 I.P.K. hooge en lage drukking, met injectie condensor. Het verwarmings-oppervlak is 34 M3. Het dek is van Moulmain-Teack. [bron: Dordrechtsch Nieuwsblad 18-12-1896] - JAPANSCHE OORLOGSSCHEPEN. De firma C. Gips en Zn, scheepsbouwmeesters alhier, zijn door het hoofdcomité der Nederlandsche afdeeling van de tentoonstelling te LUIK, uitgenoodigd tot expositie der modellen van de beide in te DORDRECHT vervaardigde schepen, ten dienste van het Japansche gouvernement. Alvorens ze evenwel naar de tentoonstelling te zenden, gaf de firma aan enkele vrienden en kennissen (w.o. ook wij ons rekenen mogen) gelegenheid tot bezichtiging. Beide schepen waren van hout en werden te water gelaten in het Willigenbosch. Het eerste en grootste KAI-YOO-MAR, dat is 'Voorlichter' genaamd bestaat niet meer; het tweede 'NITS-SIN' of 'Steeds Voorwaarts' geheeten, vermoedelijk nog wel. De KAI-YOO-MAR was 69 M lang, 12 1/2 M br en 9 1/2 M diep, de 'NITS-SIN' had als afmeting 60 bij 9 bij 5. Eerstgenoemde was bewapend met 26 getrokken stalen stukken, laatstgenoemde had 2 draaibare stukken op het dek, echter zonder torens. Beide hadden zeiltuigage en hulp stoomvermogen. De schepen werden gmaakt volgens plannen, vervaardigd op de scheepswerf, dus niet naar teekeningen uit Japan, wat teekenend is voor de kunde der bouwmeesters. De KAI-YOO-MAR werd als gezegd in het Willigenbosch van de werf gelaten in November 1866. Zij werd gesleept naar Hellevoetsluis, waar de ketels werden ingelaten en zij tot Februari bleef liggen. Toen vertrok zij naar Brouwershaven, waar het geschut, inmiddels door Krupp aangevoerd, aan boord kwam. Van Brouwershaven werd Vlissingen nog aangedaan en toen vertrok het schip, na proef gevaren te hebben, naar Japan. De overbrenging geschiedde door officieren der Ned. Marine, die een gemengde koopvaardijbemanning onder zich kregen. Dat het vaartuig alvorens gereed te zijn, zooveel plaatsen moest aandoen, kwam doorzijn diepgang en mogelijk ijsgevaar. Met de 'NITS-SIN' ging de afwerking beter. Zij werd geheel in Dordt gereed gemaakt (1868) en op dezelfde wijze overgebracht als haar voorganger. Tijdens den bouw der schepen vertoefde aan de werf een Japansch scheepmaker wiens portret bij de modellen is gevoegd. Hij werkte gewoon met de anderen mede, was uitstekend vakman en niet minder uitmuntend teekenaar. Als men de geëxposeerde modellen vergelijkt met fotografieën der tegenwoordige Japansche oorlogsbodems, is het eerst recht duidelijk hoe daar te lande de scheepsbouw is vooruitgegaan. [bron: Dordrechtsch Nieuwsblad 18 april 1905] - [DORDRECHT, 29 Augustus] Een gouden jubileum: D. BOEST GIPS 1860-3 september-1910. Onder de Gilden, die te Dordrecht reeds bij de reglementeering in 1367 genoemd worden, behoort ook het scheeptimmerliedengild. Hoewel het niet een der 12 z.g. Sleutelgilden was - bewaarders van de sleutels der IJzeren Kast, bevattende de stedelijke voorrechtsbrieven en handvesten - was het toch in een stad als Dordrecht, waar in de middeleeuwen handel en scheepvaart zoo'n grooten omvang hadden, een der voornaamste en ledenrijkste. Op verschillende plaatsen in de stad vond men dan ook scheepswerven of hellingen, waar de koggen, hoekers, heuden, aken en andere schepen en schuiten werden gebouwd. Zoo bijv. langs de Voorstraatshaven tusschen de Nieuwbrug en de Boomstraat - waarvan de sporen een aantal jaren geleden nog teruggevonden werden - maar vooral langs de Stadsgracht of Spuihaven, waar zij naast de kromhoutplaatsen en houttuinen uitstekend gelegen terreinen vonden. Deze scheepsbouw bepaalde zich echter meest tot binnenschepen, want aan den aanbouw van zeeschepen nam Dordrecht vóór 1600 weinig deel. Wel voeren baerden en koggen van hier naar Engeland, de Oostzee en Frankrijk, maar deze vaartuigen werden meest op vreemde werven gebouwd. Omstreeks 1600 kwam daarin vernadering. De zeevaart onderging groote uitbreiding door de tochten naar Oost-Indië, naar Amerika, naar de Levant, en Dordrecht nam daarin een niet gering aandeel. Het was eenedeels de dichte nabijheid van Rotterdam en Delft anderdeels de anonimiteit der steden tegen de machtige Merwestad, waardoor verhinderd werd, dat hier een Kamer der Oost-Indische of West-Indische Compagnie werd gevrstigd, hoewel het bekend is, dat groote Dordtsche kapitalen in beide ondernemingen gestoken werden. Alleen de West-Indische Compagnie had te dezer stede een aantal jaren een eigen pakhuis of entrepot. De stedelijke regeering deed echter alles wat in haar vermogen was, om de stad in den bloei van handel en verkeer te doen blijven deelen. Zij trachtte de kooplieden der Engelsche en der Schotsche Court hier gevestigd te krijgen, stichtte een nieuwe Koopmansbeurs, liet ruime havens graven als de Wolwevershaven, het Maartensgat of Engelburgschehaven, de Kalkhaven en de rivier het Mallegat kwam met uitsluitend Dordtsche krachten tot stand. En al was nu alles wat gesticht werd, wel niet van blijvende aard, in de tweede helft der 17de eeuw ziet men in de omstreken der stad, zo aan den Noordendijk en het Kromhout of den Eersten Singel, als aan den 's Gravendeelschedijk, een reeks houtzaagmolens verrijzen, die getuigenis afleggen van den toenemenden bloei van den houthandel en het daarmede gepaard gaande scheepmakersbedrijf. Wij zeiden reeds, dat de scheepstimmerwerven zich voornamelijk bevonden langs de Stadsgracht of Spuihaven tusschen de Riedijksche en Zuidersluispoort. Maar toen de beschikbare ruimte aldaar geheel bezet was, moest naar andere plaatsen worden omgezien en werden werven gesticht langs de Kalkhaven, in het Willigenbosch en aan de 's Gravendeelschedijk. Deze grooter van aanleg, dan die langs de Spuihaven dienden meer voor den bouw van groote zeeschepen. langs de Kalkhaven (Achterhakkers) lag de werf van Jan Schouten, in het Willigenbosch die van Jacob Spaan, namen in de annalen van den scheepsbouw met eere bekend. Bij deze twee werven sloot zich in de tweede helft der 18de eeuw die van Pieter Gips aan, en het is juist naar aanleiding van deze, dat deze regelen geschreven worden, niet alleen omdat zij sedert 1794 in handen derzelfde firmás is gebleven maar ook omdat haar tegenwoordige oudste firmant, de heer Dirk Boest Gips 3 Sept. een halve eeuw de zaak mede bestuurt. Zie hier in het kort de geschiedenis der werf. In de 18de eeuw lagen in de Lijnbaan langs de Riedijkshaven een aantal werven, waarvan de tweede in het bezit was van Samuel 't Hooft, een oude Dordtsche houtkoopers- en scheepsbouwersfamilie. Deze verkocht 13 Maart 1794 zijn eigendom aan Pieter Gips, die door aankoop van aanliggende erven de werd later zoodanig uitbreidde, dat zij geschikt werd, vor den bouw van zeeschepen. Zie hier de koopacte der werf in 1794: Wij Caspar Anthonij van Ourijk Hendriksz, bailluw van de baronie en heerlijkheid Merwede, Mr. Adriaan Esdré, Godfried Carelsen en Roeland Leonard van Dam Adriaansz, schepenen in Dordrecht en Mannen van de voroschreven baronnie en heerlijkheid Merwede, oirconden en kennen, dat voor ons gekomen ende gecompareert is Samuel 't Hooft, wonende in de Lijnbaan buiten de stad Dordrecht, dewelke verklaarde verkogt te hebben dienvolgende te cedeeren transporteeren en in vollen vrijen eijgendom over te dragen aan en ten behoeve van Pieter Gips, mede wonende in de Lijnbaan even buiten de stad Dordrecht een scheepstimmerwerf met alle des zelfs gevolgen en toebehooren staande en gelegen in de Lijnbaan even buiten de stad Dordrecht, belent aan de eene zijde de lootsen en erven van Huibert Joosten en Dirk van Dooren en aan de andere zijde de Lootsen en Erven van Leendert van der Es met alle het geene daarin en van aart en nagelvast is, en dat met zodanige vrijdommen servituten en geregtigheden zo van muren, goten, ligten waterlopen als anders als voors. scheepstimmerwerf met alle deszelfs gevolgen hebbende en lijdende is, volgens de oude brieven en bescheiden daarvan zijnde, bekennende den comparant van de kooppenningen van dien voldaan en betaald te zijn met een somma van f 2.600 guldens gereet en contant geld. Belovende den comparant het voors getransporteerde te zullen waren en vrijen als een vrij goet van allen kommer en aanthaal onder verband als naar regten. In oirconde deze brief gegevens den 13 Maart 1794 (w.g.) A. Esdré en Roeland Leonard van Dam. De daarop volgende tijden waren voor den handel zeer noodlottig en de scheepsbouw ondervond er al de gevolgen van, maar na het herstel der onafhandelijkheid braken voor beide betere dagen aan. Vooral de oprichting der Nederlandsche Handelmaatschappij die de vrachtvaart op Indie in handen had, was daarvan de oorzaak. De toenemende vraag naar scheepsruimte deed te Amsterdam., Rotterdam, Middelburg en Dordrecht een aantal reederijen ontstaan, en daarmede een ongekende levendigheid op de scheepstimmerwerven. Te Dordrecht heerschte alzoo tusschen de jaren 1824 en 1864 een ongekende bedrijvigheid, een doorn in het oog van Amsterdam en Roetterdam, te meer daar de Merwestad toen gemakkelijk uit zee te bereiken was en de waterwegen van genoemde steden in hoogst onvoldoenden toestand verkeerden. De strijd, die over het aandeel van Dordrecht in de vrachtvaart der Handelmaatschappij gevoerd werd - zelfs het Agentschap werd met 1 Jan. 1910 eenvoudig opgeheven - zullen wij hier niet nader behandelen. Het veertigjarig bloeitijdperk der groote vaart kwam niet aleen ten goede aan de scheepswerven, maar ook aan zeilmakerijen en touwslagerijen, vooral ook omdat men hier den naam had goedkooper te kunnen bouwen dan elders. In een brochure van dien tijd (1848) een scherpen aanval op de Dordtsche reederijen wordt o.m. gezegd "Wil Dordrecht de kroon der nijverheid onzer vaderen behalen, zoo breide ze in de eerste plaats hare eigendommelijke middelen uit: de houthandel aan de Maas is door het vertier onzer O.I. reederijen tot een hoogte gebragt, zooals men die hier te lande welligt nimmer gekend heeft; men ga voort soliede en zoo mogelijk de goedkoopste schepen te leveren, zoo zal Amsterdam, alwaar de scheepsbouw nimmer geodkoop was, noch zijn kan, er belang bij vinden den scheepsbouw van Dordrecht te blijven bevorderen". Maar die bloei der werven hing nauw samen met dien der reederijen. Toen deze door de verminderde vrachtvaart van lieverlede te niet gingen, moesten ook de werven een harden strijd om het bestaan voeren. De eertijds zoo beroemde werf van Jan Schouten werd weinige jaren na den dood van haren eigenaar (1852) opgeheven, zoodat van de grootere werven alleen die der firma C. Gips en Zoonen overbleef. De eerste eigenaar, Pieter Gips, stierf in 1828, en had nog mogen beleven, dat de werf voor den aanbouw van zeeschepen werd uitgebreid, zoodat in 1826 het eerste zeeschip, het kofschip DE HOOP, reederij G. van Hoogstraten en Zoon te water kon worden gelaten. Na den dood van Pieter Gips, werd de zaak voortgezet door zijn oudsten zoon Cornelis (overl. 1843) met zijn vier zonen, onder den firmanaam C. Gips en Zonen. In den bloeitijd der reederij had de werf, DE MERWEDE genoemd, ruim haar aandeel in den scheepsbouw. Zij stond bekend om de soliditeit en de goede zorgen, welke aan de afwerking der gegeven opdrachten werden ebsteed, zoodat de bestellingen hand over hand toenamen, het aantal werklieden gestadig vermeerderde en uitbreiding der terreinen noodzakelijk werd. In 1845 geschiedde dit door het bouwen van een werf DE NIJVERHEID met sleephelling te Schiedam, waarheen een der gebroeders zich begaf om als directeur op te treden. Een tweede uitbreiding had plaats in 1855. Bij raadsbesluit van 23 Juni 1855 werd het z.g. Willigenbosch in twee perceelen voor den tijd van 25 jaren aan de heeren J. Schouten en C. Gips en Zonen verhuurd, terwijl bij raaddsbesluit van 4 September d.a.v. eenige perceelen buitengrond onder Papendrecht beoosten den Veerdam ter groote van 2.8749 H.A. voor 50 jaren en 25 jaren in opzigt aan de tweede firma in huur werden afgestaan. Het eerste terrein diende tot reserve-werf, ten einde eventueel in de gelegenheid te zijn, aldaar schepen te bouwen, die op de werf MERWEDE niet konden gepaltst worden. Het terrein onder Papendrecht diende tot sleephelling. Deze jaren vormden het tijdperk van den grootsten bloei. Onder de talrijke schepen die op de werf MERWEDE gebouwd werden, noemen wij hier het kofschip DE HOOP, 1826, reederij G. van Hoogstraten en Zn het kofschip ZEEMEEUW, 1827, reederij A.N. Bouvy het fregat JACOB CATS, 1835, reederij Blussé van Oud-Alblas het fregat GENERAAL BARON VAN GEEN, 1836, reederij Klerk en Voogd het fregat OUD-ALBLAS, 1836, reederij Blussé van Oud-Alblas het fregat STAD TIEL, 1839, reederij P.A. Reuchlin, iel en H. Brunner, Dordrecht de bark JAN VAN HOORN, 1841, reederij Blussé van Oud-Alblas de schoener MERWESTROOM, 1851, reederij Klerk en Voogd de bark TAGEL, Dordrechtsche Scheeps Reederij firma Vriesendorp de bark HELLEVOETSLSUIS, 1853, reederij H.B. 't Hooft en F.C. Deking Dura het Clipperschip COSMOPOLIET, 1856, reederij Gebrs. Blussé het Clipperschip COSMOPOLIET II, 1865, reederij Gebrs. Blussé Op de werf Willigenbosch werd o.a. gebouwd: het Clipperschip COSMOPOLIET III, 1871, reederij Gebrs. Blussé Twee belangrijke gebeurtenissen waren de bestellingen van twee houten schroefstoom oorlogsschepen door de Japansche regeering. Deze had aan de Nederlandsche Handelmaatschappij te Amsterdam verzocht een firma te zoeken om de eerste oologsschepen voor haar te bouwen. De Handelmaatschappij sloeg toen drei werven voor, waaruit die der firma C. Gips en Zonen gekozen werd. Het eerste schip de Kai-Yoo-Mar (Voorlichter) liep 2 November 1865 van stapel; het tweede de Nits-sin (Steeds voorwaarts) 12 April 1869. Vele Dordtenaars zullen zich de tewaterlating dier kolossen nog wel herinneren, want half Dordt was op de been om den feestelijken tooi van de schepen en vooeal der jaopansche offivieren in hun zijden kleederen te zien. In het geheel werden op de drie werven gedurende het tijdperk 1826 tot 1871 ruim 100 koopvaardijschepen gebouwd waaronder verscheiden ook voor Rotterdamsche en Schiedamsche reederijen. Voor Dordrecht was het aandeel 69 schepen. Evenwel na 1871 was de bloei der reederij en van den houten scheepsbouw voorbij: de zeilvaart werd allengs door de stoomvaart verdrongen, het bestaan der werven werd ernstig bedreigd. Het is aan de energie van den tegenwoordigen oudsten firmant thans bijgestaan door de beide oudere firmanten, de heeren R. Boest Gips en P.J. Bos, te danken dat met het kenterende getij ook de bakens verzet worden, dat voor exploitatie der zaak een andere richting werd ingeslagen. De werf aan het Willigenbosch werd na het eindigen van den huurtermijn verlaten en de oudste werf MERWEDE herschapen in een werf van Scheeps - en werktuigbouw, voorzien van dwarshellingen en vijzeldok voor het lichten van schroefbooten, tot het verwisselen van schroeven en ingericht voor de vervaardiging en reparatie van schroefsleepbooten, passagiersbooten aannnemer-materiaal met bijbehoorende machinerieen, stoomketels enz. De sleephelling te Papendrecht eveneens in huur van de gemeente, werd einde 1901 buiten gebruik gesteld. Sedert de verandering der werf bovengenoemd spreken de jaarlijksche verslagen van geregelden bloei, zoo in dne bouw van nieuwe stoombooten als in herstellingen. Een personeel van ruim 100 man vond er steeds voldoenden arbeid. Zoo is dan ene onderneming, in de 18de eeuw op bescheiden voet begonnen, na tijden van blei en verval, weer geworden tot een industrieele zaak, waarop Dordrecht terecht trotsch mag zijn en al is de firmant, die thans een ahlve eeuw zijn beste krachten aan den blei zijner firma gewijd heeft, afkeerig van lofspraken en reclame, rechtmatige hulde mag hem toch niet onthouden worden voor zijn aandeel in den bloei van Dordrecht in het algemeen, en die zijner werd in het bijzonder. [bron: Dordrechtsche courant 29-8-1910] files.archieven.nl/46/f/569.187/Dordrechtse_Courant_1910-08-29_007.pdf files.archieven.nl/46/f/569.187/Dordrechtse_Courant_1910-08-29_008.pdf |
(C) Papendrecht 2007-2008 H.W.G. van Blokland-Visser
(C) Dordrecht 2007-2008 EvD (http://genbook.dordtenazoeker.nl)